EUGENETISCH NIEUWS

Het drama te Soest. De sociale achtergrond. Een taak voor de gemeenschap. In het kosteloos verspreide Amsterdamsche buurtblad ~De Amsterdamsche Post” van 21 Maart 1941 verscheen onder deze titel het volgende redactioneele artikel, dat wij hier zonder commentaar overnemen. Wat hier onopgesmukt in begrijpelijke taal is meegedeeld, vormt een pleidooi voor de eugenetiek, zooals men nauwelijks beter kan wenschen:

~De gruwelijke bijzonderheden van den moord op een vijfjarig meisje te Soest, zullen velen met afgrijzen vervuld hebben. Een jongen van tien jaar, volkomen kind dus nog naar den leeftijd beschouwd, vermoordt in koelen bloede een hulpeloos kind. Een nog jonger broertje van den jeugdigen moordenaar is daarbij stilzwijgend getuige. Er was geen enkele bepaalde aanleiding voor deze misdaad. Alleen de lust tot moorden scheen de drijfveer. Het kind werd eerst mishandeld, daarna werd het zoolang onder water geduwd tot het dood was. Het slachtoffer worstelde, de angstkreten van het kind klonken den beiden boefjes in de ooren doch zij vermurwden het hart van den tienjarigen moordenaar niet. Hij wierp het lijkje van zijn slachtoffer in een greppel, ging naar huis en zweeg.

~Wat een klein monster, zegt men. Hoe kan een kind van tien jaar met zoo’n duivelsche wreedheid en onmenschelijkheid te werk gaan. Het is zoo absurd, hoewel de criminologie meerdere voorbeelden van een dergelijke ontaarding kent, dat men geneigd is aan waanzin of volkomen psychopathische ontoerekenbaarheid te denken. Het ligt niet op onzen weg om dieper daarop in te gaan. Dat is de taak van justitie en psychiaters. Nog minder vinden wij aanleiding om scherpe woorden te gebruiken over de schijnbare diepe verdorvenheid van den tienjarigen booswicht, een onderwerp voor sensationeele romanlectuur. Het gaat ons uitsluitend om den socialen achtergrond van dit drama. Wij hebben gelezen, dat de jongen komt uit een groot gezin van noodwoningbewoners. Op zichzelf zegt dit nog niets. Groote gezinnen plegen niet minder fatsoenlijke en deugdzame kinderen te hebben, dan kleine en ook onder noodwoningbewoners vindt men vele behoorlijke menschen, die politie en justitie geen werk geven en anderen niet tot last zijn.

~Maar met het betreffende gezin scheen het iets anders. Van de twaalf kinderen zijn of waren er nog zes thuis, onder wie de twee hierboven bedoeld. De andere zes zijn reeds eerder ter beschikking der regeering gesteld. Hierbij rijzen vele gedachten. Wij weten, dat alle menschelijke braafheid slechts zeer betrekkelijk is, dat innerlijke en uiterlijke deugdzaamheid elkaar volstrekt niet altijd dekken en dat massa's menschen