bevolking. De erfelijkheid blijkt uit den stamboom en uit den stamboom kan het voorkomen van erfelijkheidsfactoren in ieder der famiheleden gekend worden, dus de erfelijke samenstelling {het genotype) ten opzichte van bepaalde ziekten en afwijkingen. In de eerste plaats is dus noodig, dat de erfehjke ziekten in de familie bekend zijn. leder moet weten hoe, ten opzichte van ziekte, zijn erfehjke samensteUing dus zijn genotype, is. Dit is nu niet zoo. Geneeskundig onderzoek voor het huwehjk moet deze kennis helpen brengen. Om te beginnen, nog onvolledig, maar de kennis kan uitgroeien en het doel, het geno- te kennen, op den duur benaderen.

Het geneeskundig onderzoek voor het huwelijk betreft dus, wat het voorkomen van erfelijke ziekten aangaat, de erfehjkheidsverhoudingen in de familie, den stamboom. Als deze min of meer bekend zijn, is het geneeskundig onderzoek voor het huwehjk niet zeer omvangrijk of tijdroovend.

In onzen tijd kennen de meeste menschen hun stamboom in dit opzicht slechts zeer onvoUedig. Zoo zal men dus, wanneer men thans tot het geneeskundig onderzoek overgaat, slechts een op weinig gegevens gegrond oordeel kunnen uitspreken. Geleidelijk kan het oordeel in waarde stijgen, naar gelang dus de gegevens over erfehjkheid meer algemeen bekend worden. Langs verschiUende wegen worden thans, nu men de beteekenis van de erfehjkheid gaat erkennen, de gegevens over erfehjkheid in de bevolking verzameld. Men moet ten slotte komen tot een registratie van de erfehjke samenstelhng van de heele bevolking, d.i. tot de kennis van het voorkomen van erfehjke ziekten en afwijkingen in de heele bevolking.

Daartoe kan het geneeskundig onderzoek voor het huwehjk zelf medewerken. Het onderzoek, zeiden we, moet algemeen, dus wettehjk verplicht zijn. Geneeskundig onderzoek voor het huwelijk is staatsbemoeiing. De staat moet zich ook met de uitvoering bezighouden. Artsen, van staatswege aangesteld, moeten het werk doen. Deze artsen moeten deskundig zijn op het gebied van de erfehjkheidsleer bij den mensch. leder onderzochte persoon krijgt een kaart, met betrekking tot zijn genotype.

We hebben hier te doen met een grooten arbeid, die in het begin onvoUedig zal zijn, doch geleidehjk aan volledigheid zal winnen. Het zal ook bhjken, dat gevaUen met veel of met ernstige erfehjke afwijkingen volstrekt niet zoo veelvuldig zijn. Zoo kan het onderzoek ook