meen dus, door den nood der tijden ertoe gebracht, een verandering in den geest van de modernere straf-ideeën ; hard werk, dat de belangstelling bezig houdt, ontspanning, betere voeding. De resultaten zijn uitstekend en de Howard Association verwacht, dat de thans opgedane lessen na den oorlog niet zullen vergeten worden.

Celstraf voor prostituées.

Naar aanleiding van het belangwekkend artikel in het vorig N°. neem ik de vrijheid even de aandacht te vragen voor het volgende:

Allen met eenige ervaring zullen het wel eens zijn, dat het tegenwoordige systeem niet deugt, ook wel voor vele vrouwelijke gevangenen, die geen prostituées zijn, al ware het maar wegens de verbeeldingskracht, die te vrij spel heeft: Het geheele vroegere leven wordt betast en bekeken; uit louter verveling begint men genoegen te scheppen in stil te staan bij datgene, wat oorzaak was van zonde en schuld. Overigens kunnen wij hiermede volstaan, over voor- en nadeelen der celstraf zijn reeds boekdeelen gevuld.

Maar wel kan ik niet nalaten mijzelf af te vragen: Gesteld dat Nederland binnen afzienbaren tijd met trots zal kunnen wijzen op een Centrale Gevangenis voor Vrouwen met Borstal-systeem, hoe aan die vrouwen de liefde voor het werk bij te brengen ? Och, die liefde voor het werk is bij de doorsneevrouw zoo oppervlakkig, zoo bijkomstig, vooral bij haar, wier aanleg en neigingen, wier zijn en wezen slechts oog en oor en hart en ziel heeft voor dat ééne noodige: het bevredigen der zinnen, dat, ongebreideld en ongetoomd, zoo licht ontaarden kan, met al den treurigen nasleep van dien. Konden wij maar het ontleedmes nemen en dezulken van dezen psychischen kanker bevrijden; dan kan de liefde voor het werk wel volgen.

Hoeveel gemakkelijker is het reclasseeringswerk bij de mannen, waar men zelfs onder de diepstgezonkenen eerzucht en ambitie en liefde voor het vak aantreft.

Welnu, kunnen wij het ontleedmes niet nemen, dan maar een lange kuur voorgeschreven : Een Borstalgevangenis voor Vrouwen wijst ons den juisten weg. H. P. L.

Wij vreezen dat de schrijfster den man-

lijken gevangene wat idealiseert en dat deze, evenals zijn vrouwelijke lotgenoot, in vele gevallen den lust en de geschiktheid voor voortgezetten arbeid mist zij het dat er wellicht tusschen beide een gradueel verschil is. Wij mogen dus de conclusie van de schrijfster overnemen, met dit amendement, dat ook voor een aantal jonge mannen een stevige periode in een Borstal-gevangenis, waarin hun arbeidslust wordt gekweekt, noodig is. M.

Jaarverslag Afdeeling Haarlem.

Met waardeering vermelden wij het jaarverslag der Afdeeling Haarlem, waaruit de ijver en de toewijding dier Afdeeling blijkt. Wij stippen daaruit onder meer aan, dat het patronaat, al werd het totnutoe slechts in enkele gevallen toegepast, als systeem door de Afdeeling aanvaard is.

Een opmerking moet ons van het hart. De secretaris schrijft, naar aanleiding van eenige mislukkingen, dat bij velen de vraag rijst of het reclasseeren van recidivisten geen utopie is. De vraag schijnt moeilijk. En het antwoord is niet ja en niet neen. De vraag zoo te stellen als het Haarlemsche verslag doet schijnt mij niet eens goeden reclasseerders te zijn, omdat het zou kunnen wijzen op wankelmoedigheid over het resultaat van ons werk. Maar ik wil mijn antwoord geven dat den steller van het verslag zeker onnoozel zal vinden.

Sommige recidivisten zijn reclassabel, andere niet. Het ligt niet aan zwaarte of aantal van straffen of een man voor reclasseering vatbaar is. Wie onzer kent niet vele zware en veel bestrafte misdadigers, die toch voortreffelijke burgers werden? De ervaring van den reclasseerder moet hem in staat stellen, voor dat tot eene behandeling besloten wordt, te oordeelen of goede kans op welslagen aanwezig is. Is die kans er, dan moet de hulpverleend worden, is de kans niet in voldoende mate aanwezig dan moet de hulp geweigerd worden. Ook dit weigeren is reclasseeringskunst. Elke mislukking is een fout in het oordeel van dengene die voor de behandeling voldoende kans aanwezig achtte. (Maar wie onzer, ervaren of niet, maakt toch die fout niet dikwijls). En elke weigering van hulp