aan een reclassabel recidivist is een nog grooter fout. Dit zou ik willen geven als antwoord op de Haarlemsche vraag.

Boekaankondiging

Opleiding van Gevangenisdicteuren.

Onder dezen titel deed onlangs de Vereeniging van Commiezen en Schrijvers bij de Gevangenissen en aanverwante Gestichten in Nederland een brochure het licht zien, waarin wordt betoogd, dat, vooral door de in der»>laatsten tijd gemaakte wettelijke regelingen, met name in zake de reclasseering, aan het directeurschap van een gevangenis steeds hooger eischen worden gesteld, terwijl van regeeringswege nagenoeg niets wordt gedaan om de administratieve ambetenaren der gevangenissen tot het hen wachtend directeurschap te bekwamen.

Het mag een verblijdend verschijnsel worden genoemd, dat uit den kring dier ambtenaren een stem is opgegaan; maar tevens krijgt deze stem juist daardoor een bepaalden klank. Want wil men het onderwerp van deze brochure maken tot een onderwerp van wetenschappelijke studie, los van alle persoonlijke wenschen, dan zal allereerst de vraag moeten worden beantwoord, welke eischen in de toekomst aan een gevangenisdirecteur moeten worden gesteld, om eerst daarna te overwegen wat voor de opleiding van die categorie van ambtenaren moet worden gedaan. Het is hier de plaats niet om op die vraag een antwoord te geven, maar ik'meen in dit verband te mogen wijzen op een uitspraak van Krohne, die in zijn Lehrbuch der Qefangniskunde zegt; „Ein guter Strafanstaltsdirektor wird nicht ausgebildet oder erzogen, sondern gefunden”.

Dit neemt echter niet weg, dat de schrijvers van deze brochure een verdienstelijk werk hebben verricht door op menige wonde plek in de bestaande toestanden den vinger te leggen. Op een der door hen geuite wenschen wil ik echter meer in het bijzonder de aandacht vestigen. Uitvoerig wordt in deze brochure het belang van een boekerij speciaal voor gevangenisambtenaren besproken en er op gewezen, dat de ambtenaren van het Rijks-, Tucht-en Opvoedingswezen

wel over een eigen bibliotheek beschikken. Hiervoor bestaan ongetwijfeld goede redenen, maar zou het niet mogelijk zijn deze boekerijen ook ter beschikking te stellen van de ambtenaren bij het Gevangeniswezen ? Want het schijnt toch werkelijk niet noodig in ons kleine land in elke plaats waar een gevangenis of huis van bewaring is een bibliotheek voor de ambtenaren aan die gestichten fn te richten. Ik weet echter niet of, zoo de gelegenheid daartoe werd geopend, daarvan wel veel gebruik zou worden gemaakt. Het is mij toch bekend, dat in 1909 het College van Regenten over de gevangenissen te Rotterdam zijn bibliotheek onder zekere voorwaarden ter beschikking heeft gesteld van de leden van voormelde vereeniging. Deze bibliotheek bestaat nog steeds, wordt bijgehouden en telkens uitgebreid en door de ambtenaren te Rotterdam wordt daarvan ook wel gebruik gemaakt, maar, zooals mij bij onderzoek bleek, kwamen in den laatsten tijd aanvragen uit andere plaatsen niet voor.

Mr. G. C. DUVAL SLOTHOUWER.

Wij kunnen niet nalaten, ook onzerzijds onze instemming te%etuigen met het streven dat in de boven aangekondigde brochure tot uiting komt. Ook door ons wordt van de „hoofden en harten der jongere gevangenisambtenaren” veel verwacht niet het minst voor de reclasseering. Wij wijzen er op, dat de commissie voor celstrafverbetering van het Genootschap eene subcommissie heeft benoemd tot onderzoek van de vragen betreffende „Gevangenisbesturen en opleiding.” M.

en Mededeelingen

In de bibliotheek van de Amsterdamsche Afdeeiing is opgenomen de belangrijke dissertatie van Mr. Th. P. J. Masthoff.

De heer Jhr. J. E. Huydecoper op 11 Mei 1916 te Utrecht overleden, vermaakte aan het Genootschap een legaat van vijfhonderd gulden vrij van successierecht, hetwelk met groote erkentelijkheid door het hoofdbestuur werd aanvaard.