geschikt voor dit werk zal zijn? Zijn alle mannelijke leden van een reclasseeringsvereeniging voorbeelden van ijv«, toewijding en takt? De talrijke gevangenen, die nooit bezocht worden, zijn daar een sprekend voorbeeld van.

Het bezwaar van het celbezock door de vrouw kan op gemakkelijke wijze opgeheven worden, doordat de vrouw den gevangene niet in de cel bezoekt, maar hem bij zich laat komen b.v. in de Regentenkamer of een gewone bezoekkamer. De gevangene is hierdoor even verlost van zijn benauwende woning en verlangt te meer naar een bezoek; de vrouwelijke bezoekster is hier nog veiliger, omdat zij een bel en daardoor spoedige hulp tot haar beschikking heeft en eindelijk heeft het geheele bezoek meer waarde voor den gevangene, omdat hij zitten kan! In de cel is slechts één zitplaats en dit maakt al, dat het geheele onderhoud een zekere intimiteit mist, die juist zoo noodig is voor de geheele sfeer, die men scheppen wil. ,

Ik kan dit alles getuigen uit eigen ervaringen, omdat ik het voorrecht heb gehad als lid van het Bestuur van het Genootschap in den Haag in de Scheveningsche gevangenis te werken. Ik heb vele gevangenen bezocht en nooit anders dan groote voldoening gevonden in dit werk, dat wel moeilijk, wel inspannend, wel droevig ook is, maar dat altijd het geeft, dat men lijden verzacht en leed helpt dragen en harde harten ontbolstert. Een enkel zonnestraaltje te brengen binnen de sombere muren van een gesloten en verbitterd hart, weegt Op tegen veel teleurstellingen, die in dit werk ons deel zijn.

De groote moeilijkheid tegen de toelating van vrouwen in de mannengevangenis is wel art. 10 van de Bezoekregeling (Besluit van den Min. van Justitie van 18 April 1911). Het is te wenschen, dat binnen afzienbaren tijd dit artikel gewijzigd zal worden, als nieuwere begrippen zich baan breken ook op dit gebied. Vooralsnog moeten wij door een achterdeurtje binnenglippen. Toen deze bepaling gemaakt werd, dacht niemand er nog aan, vrouwen toe te laten als bestuurslid van een reclasseeringsvereeniging. Aan het Genootschap afd. den Haag komt de eer toe, de eerste vrouwen als bestuursleden te hebben benoemd en waar alle bestuursleden van het Genootschap qualitate qua toegang hebben tot de gevangenis, kan men een vrouwelijk lid moeilijk weigeren. Datzelfde geldt voor de Reclasseeringsraden.

Leest men het antwoord van den tegenwoordigen Min. V. Justitie onlangs op een desbetreffende passage in het voorloopig verslag over hoofdstuk IV der Staatsbegrooting voor 1922 in de Memorie van Antwoord pag. 15, dan kan men daaruit veilig concludeeren, dat zoolang de vrouw den ge-