digheden kan de hoogstaande arbeider veel beter het hoognoodige contact verkrijgen, zijn idealen overplanten op den beschermeling, met enthousiasme en liefde voor allerlei zaken zijn leven vullen. Die gezamenlijke opheffing tot een hooger plan kan slechts door arbeiders „onder elkaar” worden bereikt.

Hoe brengen wij nu den meer besproken „hoogstaanden arbeider” tot den reclasseeringsarbeid? Dat gaat niet vanzelf, want de reclasseering is tevel een afgesloten terrein, waarvan de buitenstaander weinig merkt en bovendien wordt de man reeds door allerlei andere werkzaamheden in beslag genomen.

Slechts dan, wanneer een vereeniging waarvan hij lid is een deel van haar aandacht wijdt aan de reclasseering en daardoor vanzelf ook zijn aandacht voor een voorkomend geval gaat vragen, zal hij ertoe komen. Zulk een vereeniging nu is de drankbestrijdersvereeniging, tevens reclasseeringsinstelling.

Allicht zal men mij tegenwerpen, dat er meerdere vereenigingen op humanitair en sociaal gebied werkzaam zijn, die evenals de onthoudersorganisaties grootendeels bestaan uit arbeiders met ruimere opvattingen, die boven hun eigen enge kringetje zijn uitgegroeid, die gegrepen zijn door idealen en daarom ook door de in practijk gebrachte naastenliefde gemakkelijk tot de reclasseering kunnen worden gebracht.

Zeker, dat is ook zoo, maar geen beweging heeft daarnaast dit enorme voordeel dat haar doel zich zoo sterk richt op de wegneming van één der sterkste criminaliteits-oorzaken als de drankbestrijding.

En daarom zou ik haar niet graag buiten het reclasseeringsverband zien.

Utrecht, 2 Juni 1922.

H. PLOEG Jr.

Drankbestrijding geen Reclasseering?

Deze vraag rijst onwillekeurig op, wanneer men het in No. VI van dit Maandblad voorkomende artikel van den Heer van der Woude leest, getiteld: „Reclasseering en drankbestrijding , en waarin betoogd wordt dat beide bewegingen scherp onderscheiden zijn en de drankbestrijdersvereenigingen zich niet meer zullen bemoeien met de reclasseering.

Waar een gezaghebbende stem aldus getuigt en een uitspraak en conclusie geeft waaraan velen zeer terecht op gezag van den schrijver zelve waarde zullen hechten, daar meen ik toch ook, dat van andere zijde eenige losse gedachten en opmerkingen daartegenover gesteld mogen worden, temeer omdat deze zullen kunnen bijdragen tot verheldering en ver-