het nadeelige gevolg zal zijn, of er niet soms vergeten zal worden uit den aard van den omvangrijken arbeid, dat én reclassant én reclasseerder beide, menschen zijn en blijven met meer of minder uitingen van individualiteit en eigen inzicht.

Daarin ligt voor mij het groote gevaar en bezwaar het al te veel zullen gaan in de richting van den „papieren massa het gebrek aan voeling en persoonlijke aanraking met de te helpen menschen het ontbreken van tijd om aan één mensch(leider) voldoende gelegenheid te schenken alle aan hem toevertrouwde menschen zoo te doorzien en zóó te begrijpen, dat hen die leiding en steun worde gegeven, welke voor ieder bepaald noodig zal zijn.

Een reuzentaak lijkt het mij een taak zoo moeilijk, dat ik de tot nu toe gevolgde wijze verre verkies boven een centralisatie, waarbij veel individueels, dat thans reeds groeiend tot uiting komt en door elke ervaring wijzer wordt, op de nieuwe wijze verloren zou gaan, tenminste niet met dezelfde energie en toewijding zou kunnen worden gegeven.

De hulp voor bijzonder toezicht nu, is wat een consultatiebureau noodig heeft; zonder die hulp zal een bureau niet met vrucht werkzaam kunnen zijn, en voorzoover mij bekend, werd die hulp steeds door de drankbestrijders-vereenigingen gegeven, wanneer ze ernstig gevraagd wordt, en ruimte laat voor eigen inzicht. Ik wijs hier slechts op Rotterdam waar de leiding in allernauwst contact samenwerkt met de Neutrale Tempelieren zoowel als met de N. V. en anderen.

Maar daarnaast blijft en blijve ook in de toekomst elke drankbestrijders-vereeniging die eenmaal reclasseerings-instelling werd. bestaan, ook al moge dit in de groote steden, waar de consultatiebureaux den reclas'eeringsarbeid meenen te kunnen beheerschen, niet noodzakelijk worden geacht. Voor de kleinere plaatsen in den lande geldt dit geheel niet, en zou men ze niet kunnen missen, omdat er, en dit geldt ook voor de steden, steeds nog gevallen zijn aan te wijzen van zoo intiemen aard, dat deze zich beter laten behandelen door de vereenigingen dan door het meer officieele en openbaar wordende systeem der consultatiebureaux.

Wederom vergeten wij niet, dat vele drankbestrijders lid eener vereeniging werden, niet om zich zelve niet, omdat men nog wel eens hoort, dat zij zelve zwak waren, en den blauwen- of Tempelierenknoop als een onfeilbaar amulet daartegen op hun jas gingen dragen, maar wel omdat zij de diepte van het woord hadden ervaren: „niet uit zwakheid, maar uit kracht , en „niet voor u zelve maar voor uwe naasten”.

En waar de rijkdom dezer woorden doorvoeld en ervaren wordt, mag men niet zonder meer de vereenigingen,