Observatiehuizen, doch dat ik niet heb geschreven in de Aprilaflevering van dit tijdschrift dat de Observatiehuizen geen particuliere instellingen behooren te zijn. Wel ben ik van meening dat de particuliere Observatiehuizen moeten werken in verbaad met de Rijks-Observatiehuizen en dat er, bij alle vrijheid van systeem, eenheid in werkwijze in het observatiewezen behoort te heerschen en dat de particuliere Observatiehuizen aan bepaalde eischen moeten voldoen, ook voor wat de observatie betreft die zij toepassen.

Met den geachten inzender verschil ik van gevoelen omtrent den duur der observatie.

Volkomen juist acht ik de opmerking dat herhaalde observatie onjuist moet worden geacht. Maar een onderzoek van een paar uur acht ik ten eenenmale onvoldoende en hoogst gevaarlijk komt het mij voor daarop verstrekkende maatregelen te baseeren.

In hetzelfde nummer van het Maandblad als waarin het hier bedoelde artikel van Dr. B. de H. voorkomt, lees ik in „Een Psychopaath” blz. 223: „Ik telde 32 psychiatrische oordeelvellingen over dezen psychopaath, uitgesproken door 17 verschillende medici. Ik zou de heeren vleien als ik zeide dat zij het min of meer met elkander eens waren”. Hiermede wil ik volstrekt niet zeggen dat het oordeel van een psychiater niet op prijs behoort te worden gesteld, want het is zeer waarschijnlijk dat 17 paedagogen omtrent dezen delinquent ook niet eensluidende oordeelvellingen zouden hebben gegeven. Echter blijkt het wel hoe voorzichtig men moet zijn, met zulk een in enkele uren opgemaakt psychiatrisch oordeel.

Hier gold het nu nog wel een zeer geprononceerd type psychopaath. Hoeveel voorzichtiger moet men dan niet zijn bij de talrijke grensgevallen onder de regeeringskinderen.

Bovendien gaat het m. i. niet in de eerste plaats om de beantwoording der vraag of er iets pathologisch is in zijn verstandelijken of verderen geestelijken aard, of om de verklaring daaruit van zijn abnormale gedrag, maar om, nadat die vraag beantwoord is, in groote lijnen een plan aan te geven. En dat is m. i. niet zoo eenvoudig dat het in enkele uren kan geschieden. Daarvoor zijn m. i. weken noodig, tot een maximum van, laat ons zeggen 4 a 5 maanden.

Een Observatiehuis zonder psychiater laat zich m.i. niet denken evenmin als zonder „practicus”.

Zonder verpleegster echter kan ik mij zeer wel een Observatiehuis denken: dat zij de leiding behoort te hebben kan ik vooralsnog niet inzien.

M. i. moet aan het hoofd van zoodanig huis een pae-