nooit voor elkaar kunnen krijgen. Daar zagen ze geen gat in. Ook volksraadsleden komen hier af en toe eens kijken, radicale en conservatieve, maar nimmer gingen ze heen met de boodschap, dat het geziene hen aanleiding zou geven tot eene interpellatie!

Of wij dan zouden meenen er reeds te zijn? In geenen deele. Er blijft veel te wenschen over. Verbetering aan te brengen blijft het streven. Als het nieuwe gesticht in Tangerang geopend wordt, zal wel blijken, dat ook de Regeering niet meent, dat met het gesticht te Semarang het laatste woord op dit gebied gesproken is Maar, nimmer moet worden vergeten, dat de toestanden in Oost en West hemelsbreed verschillen, dat hier overbodige weelde zou zijn, wat in Nederland zou beantwoorden aan zeer matige eischen.

Het verschil tusschen de huisvesting in een gesticht als dit en in een goed ingerichte Nederlandsche inrichting mag m. i. even groot zijn als het verschil is tusschen een modelkampong, bijv. hier in Semarang en eene goed ingerichte arbeiderswoning in Holland, type moderne woningbouw.

Over het ras-verschil en de gevolgen daarvan in het Landsopvoedingsgesticht maakt de Schrijfster heel goede opmerkingen. Maar ik geloof niet, dat de Schrijfster van mij of een der ambtenaren hier de mededeeling heeft, dat als een der jongens een ander „steekt”, dit altijd in den rug is, want een feit is, dat dit meestal in den buik plaats heeft. Zoo Italiaansch gaat het dus bij ons niet toe. Overigens is die hardhandigheid onzer pupillen natuurlijk een bron van groote zorg en van voortdurende nauwgezette observatie. Onze ambtenaren weten in den regel wel, dat er iets broeit en letten dan dubbel op en meestal gelukt het bij voorbaat zulk een scherp debat onmogelijk te maken, maar de enkele malen, dat een pupil onzen ambtenaren te glad af is, is het een dag, die met een zwarte kool geteekend wordt in de geschiedenis van ons gesticht. Het treurige is ook, dat de Inlandsche beambten zoo weinig medewerken. Zij zijn in den regel bang voor onze grootere pupillen, loopen hun uit den weg als een dorpsdiender een standje en kijken op een afstand toe, als er een perkara uitgemaakt wordt met het blanke wapen. Alles komt dus neer op het Hollandsche personeel en dat is zeer gering in aantal. Thans, tengevolge van eenc uitbreiding van het aantal pupillen en van devergrooting van terrein, zijn er drie, waarvan slechts twee in de morgenuren gezamenlijk dienst doen, behalve de Directeur. Gelukkig, dat onze pupillen voor de Europeesche ambtenaren groot respect hebben en deze een groot zedelijk overwicht hebben, anders ware het onmogelijk de orde te handhaven.