Een gesticht als dit te doen beheeren en leiden door Inlandsche ambtenaren zou, althans voorshands, onmogelijk zijn.

Dat onze jongens over het algemeen nogal „senang” zijn in het Landsopvoedingsgesticht, moge blijken, behalve uit den gezondheidstoestand, straks gereleveerd, uit de weinige pogingen tot ontvluchting, die ondernomen worden. Zeer dikwijls toch moeten corvéediensten verricht worden buiten de muren van het gesticht, onder leiding van een Inlandschen mandoer en schier nooit maken de jongens van de gelegenheid gebruik de beenen op te nemen.

Als ze ergens over piekeren, tobben, niet „senang" zijn, komen ze menigmaal bij den ambtenaar met het verzoek, eens met hen te praten. Wat ze hebben, zeggen ze niet, het is meer een onberedeneerde zielsgesteldheid, waarvan de oorzaken misschien meestal liggen in het onbewuste, onder den drempel, en een halfuurtje praten met den toean doet hen dan meestal opgelucht en tevreden weer heen gaan. Een Inlander is een wonderlijk wezen, want als kind is hij reeds volwassen en als hij reeds volwassen is, blijft hij nog een kind.

Eene zaak van belang is, dat volgens de practici de verplegingsduur hier te lang is. De meerderjarigheidsleeftijd is hier evenals in Nederland, gesteld op 21 jaar. En tot zoolang kunnen de pupillen hier gehouden worden. Dat is te lang, veel te lang. Sommige jongens komen hier al als ze nog geen 10 jaar oud zijn. Ja onlangs kwam hier een jochie aan, dat volgens schatting 6 jaar oud is.

En die kunnen we hier houden tot ze 21 jaar oud zijn! Thans is eene beweging aan den gang om den leeftijdgrens te verlagen tot 18 jaar. Dat zal een groote verbetering zijn. De Regeering schijnt hier ook alles voor te voelen. Komen ze dan uiterlijk op 15—16-jarigen leeftijd, dan kunnen ze hier nog lang genoeg zijn, om de goede gevolgen van de gestichtsverpleging te ondergaan. De oudere misdadigen gaan dan naar de jeugdgevangenissen, die eveneens in de laatste jaren hier naar buitenlandsch model opgericht worden.

Geachte Redacteur, dit stukje moest mij van de pen, naar aanleiding van en als aanvulling op het overigens zeer gewaardeerde artikel van Mej. Knottnerus. En mocht een der lezers en lezeressen van dit tijdschrift eens naar Semarang verdwalen en een uurtje vrij hebben, hij kome gerust naar Sompok, aan den voet van het heuvelterrein, de directeur en zijn staf zullen steeds bereid zijn alle gewenschte inlichtingen te verschaffen.

Semarang, September 1924.

H. G. BINNENDIJK. Dir. L. O. G.