schoorsteengas. Dit schoorsteengas wordt gebruikt voor het afblazen. Moet een apparaat worden geregenereerd, dan wordt de gasdoorgang afgesloten en het gas afgeblazen met schoorsteengassen en pas daarna wordt de lucht aangezet. Is de regeneratie afgeloopen, dan wordt wederom de lucht met schoorsteengas afgeblazen en pas daarna het gas toegelaten. De twee jaren dat de inrichting in praktisch bedrijf is, hebben bewezen, dat de kosten van onderhoud gering zijn. De reaktiebuizen slijten nagenoeg niet en de met nikkel geïmpregneerde vuurvaste kogels zijn nog even werkzaam als op den eersten dag.

De praktische resultaten zijn nu zoodanig, dat op de Old Kent Road fabriek het totaal zwavelgehalte gedaald is van 96, gram per 100 op 20, gram en aan de East Greenwich fabriek van 90,— op 19 gram zwavel per 100 M". in het eerste geval dus een daling van 79,3% en in het tweede geval van 77,7%.

Het hoogste cijfer in zake vermindering in zwavelgehalte dat ooit bereikt werd, is 83,8%, het laagste cijfer 72,2 %

De invloed van de bewerking op de gassamenstelling en de bedrijfskosten, werden reeds vermeld in het artikel over hetzelfde onderwerp, opgenomen in „Het Gas” December 1913. Daaruit volgt dat inderdaad van teruggang in hoedanigheid allerminst sprake is.

In verband met het vraagstuk der zwavelkoolstofverwijdering, werden nog verschillende proeven verricht betreffende den invloed van temperatuur en retortmateriaal op het zwavelgehalte van het gas.

Zoo werd o. a. een normale Durham kool gedistilleerd uit een ijzeren retort, die in een roostervuur was ingebouwd. De afmetingen van deze retort waren 2,20 M. lengte, 50 cM. wijdte en 32 cM. hoogte, terwijl per etmaal iets meer dan 350 KG. kool werd verwerkt.

Bij een zoodanige temperatuur, dat de gasproduktie per ton kolen 214 M». bedroeg, was de lichtsterkte gemeten met den Carpenterbrander 20,4 kaarsen en het zwavelgehalte, na de gewone zuivering met oxyde massa, per 100 Ni-'. gram. Werd de temperatuur verhoogd, zoodat de gasproductie tot 295 Ni", per ton steeg, dan daalde de lichtsterkte tot 18,21 kaarsen en ging het zwavelgehalte in het met oxyde gezuiverde gas omhoog tot 73, gram per 100 M“.

Werd dezelfde kool bij hooger temperatuur in de gewone vuurvaste steenen retorten verwerkt, dan kreeg men bij een gasopbrengst van 356,— M“. per ton, een lichtsterkte van 15,65 en een zwavelcijfer van 130, gram per 100 M“. Nu was verder de vraag of het lagere zwavelcijfer bij de ijzeren retort een gevolg was van het metaal. Om dit vast te stellen werd de geheele binnenwand bedekt met een laag van 12 mM. dikte vuurvaste specie. De cijfers veranderden daardoor niet.

In Sunderland werden bovendien nog proeven genomen met het in Dessauer verticale retorten bereide gas voor welk doel een proefinstallatie werd opgericht.

Het gewone gemiddelde zwavelgehalte pei 100 M». gas bedroeg 55, gram, dat na de zwavelkoolstofontleding daalde tot 15, gram.

Volledigheidshalve dienen ook de mededeelingen van O. Guillet te worden vermeld, die een eenigszins anderen weg inslaat voor de verwijdering van zwavelkoolstof uit gassen.

Guillet maakt gebruik van de bekende reaktie, dat zwavelkoolstof in tegenwoordigheid van waterdamp ontleed wordt in koolzuur en zwavelwaterstof volgens de vergelijking.

CS.-b2 H. o C 0.. +2H. S.

Deze reaktie verloopt alleen voldoende snel bij verhoogde temperatuur, terwijl voor een volledige omzetting noodig is, dat de gevormde zwavelwaterstof voortdurend geabsorbeerd worde. Hiervoor is ijzeroxyde een uitstekend materiaal. Waar gas in gewoon bedrijf reeds met waterdamp verzadigd is, heeft men voor het Guillet procédé niets anders noodig dan het gas op gepaste temperatuur te brengen en het te leiden door een zuiveringstoestel met ijzeroxyde, hetwelk eveneens op de verlangde temperatuur gebracht is. Deze temperatuur kan hier reeds vrij laag zijn namelijk 130° C., en het zwavelgehalte van het gas oorspronkelijk 39,— gram per 100 M-*. daalt hierbij tot ongeveer 10 gram. Het procédé belooft voor de toekomst veel, en schijnt in het bedrijf nog beter bruikbaar te zijn dan het Carpenter-Evans proces.

Ten slotte trekt Carpenter uit de studie der gaszuivering deze belangrijke les, dat wanneer men een tiende, al was het slechts een honderdste van den tijd tot dusver besteed aan de verbetering der stokerij-inrichtingen, had besteed aan de volmaking der gaszuivering de gasindustrie veel verder zou zijn dan zij thans is.