ningsfonds over IQI4 heeft nagezien en accoord bevonden.

De Commissie bestaande uit de heeren Th. B. Granpré Molière, Dr, W. H. van Rietschoten en T. J. Smit werd vervolgens gedéchargeerd en eene Commissie voor 1915 benoemd bestaande uit de heeren: T. J. Smit, J. Vinkenborg Jr. en A. H. Hildernisse.

Aan de orde kwam daarna punt H. Mededeeling van het Bestuur omtrent de aanstelling van een Directeur van het Centraal-Bureau en de regeling van diens salaris enz.

De Voorzitter deelde mede, dat het Bestuur uiterst tevreden is over de werkzaamheid en toewijding van den heer Janson en dat het dus met algemeene stemmen had besloten diens voorloopige benoeming voor een jaar te veranderen in een definitieve.

Het salaris en de emolumenten moeten evenwel door de Algemeene Vergadering worden vastgesteld en waar f 2500, voor de tegenwoordigen tijd een wel wat laag aanvangstractement is, stelde het Bestuur voor het salaris te bepalen op f 3000, met tweejaarlijksche verhoogingen van f 125, tot een maximum van f 3500,—. De vergadering gaf door applaus bewijs zich met dit voorstel te vereenigen. Verder deelde de Voorzitter mede, dat het Bestuur van meening is, dat ook een pensioenregeling dient te worden getroffen, doch dat het Bestuur dienaangaande nog niet tot een besluit was gekomen, zoodat een dergelijke regeling tot het volgend jaar moet worden aangehouden.

De Voorzitter deelde daarop den heer Janson, die tijdelijk de vergadering had verlaten, de genomen besluiten mede, hem in hartelijke bewoordingen gelukwenschende. Met een enkel woord dankte de heer Janson den Voorzitter en de vergadering.

Aan de orde kwam punt I; de Voorzitter deelde mede, dat de verslagen in „Het Gas” zijn opgenomen en ging over tot het doen van het voorstel om f 250, te bestemmen voor het Ondersteuningsfonds ten behoeve van directe uitkeering, waartoe onder toejuiching werd besloten.

Medegedeeld werd, dat de vaststelling van een nieuw reglement voor het Ondersteuningsfonds nog een jaar moet worden uitgesteld, waarna de Voorzitter mededeelingen deed omtrent de regeling van de werkzaamheden.

Als Commissarissen van Orde werden aangewezen de heeren: J. Diephuis Wzn., C. G. S.

Breukel, S. H. Bonthuis en E. E. van Rhijn, terwijl tot leden van het Stembureau werden benoemd de heeren: M. Levert, voorzitter, J. Bolt. S. H. Bonthuis, J. Diephuis, H. Th. van Heijningen en E. E. van Rhijn.

Ten slotte deed de Voorzitter nog eene mededeeling omtrent de bemiddeling wejjjce de Vereeniging verleent bij pogingen van de Fransche Vereeniging van Gasfabrikanten om door hulp van de Duitsche collega’s te vernemen welke wenschen of behoeften de Fransche gastechnici, die in Duitsche krijgsgevangenschap zijn, hebben. Wederkeerig verklaarde de Fransche Vereeniging zich bereid zich het lot van Duitsche gastechnici in Fransche gevangenschap aan te trekken.

Daarna was aan de orde de voordracht van Dr. F. van Oostrom Meijjes over afgewerkte ijzeraarde aan het slot van de daarover gevoerde discussie werd besloten om die voordracht als voordruk uit het uitgebreide verslag zoo spoedig mogelijk te publiceeren. Wij verwijzen daarom voor den inhoud van de voordracht naar dien dezer dagen rond te zenden voordruk.

Omtrent de voordracht over Ovensystemen, door den heer H. Koppers, deelde de Voorzitter mede, dat die niet kon worden gehouden, omdat in de vergaderzaal geen lichtbeelden vertoond kunnen worden.

Aan de orde waren nu de vraagpunten en reeds bij het eerste vraagpunt werden belangrijke beschouwingen gehouden, waaromtrent evenwel naar het uitvoerig verslag moet worden verwezen. Als conclusie zij slechts vermeld, dat ook daar waar het financieel voordeel niet groot was, toch als gunstige factor de grootere, voor verkoop vrijblijvende, hoeveelheid gascokes werd genoemd.

In behandeling kwam daarna het 2e vraagpunt, waarbij uit de discussie bleek, dat men niet onverdeeld gunstig over de invoering van stoom in de retorten oordeelt. Bij dit vraagpunt ontspon zich als aanhang een uitvoerig over het stoken van gas uit baggerturf en hout. *) Het resultaat van deze laatste gedachtenwisseling was, dat de toezegging werd vernomen van den heer Brender a Brandis, dat aan de Haagsche

*) De heer jac. Mak schonk naar aanleiding van dit vraagpunt en de conclusie daaromtrent een werk over turf- en houtgas aan de Boeketij der Vereeniging; men zie de desbetreffende mededeeling in het officieele gedeelte.