Haag bleef hij waarnemen tot dgn loden Mei 1898, den datum van zijne aanstelling als Directeur te Leiden.

„Nu en verder vind je alles wat er te vertellen is in „Het Gas” of in de toespraak van den Voorzitter”, aldus van Doesburgh, trouw aan het motto, dat ik boven deze aanteekeningen plaatste. „C’est un fort beau jeu”, inderdaad, maar ik zou juist graag op deze plaats zaken hebben vermeld, die niet ook elders te vinden zijn en dat vooral, omdat het motto op van Doesburgh zóó van toepassing is, dat er omtrent zijn „doen” nog wel wat te zeggen moet zijn, dat hij zelf tot nog toe niet zei.

De Voorzitter memoreerde in zijn toespraak bij de aanbieding van het eerelidmaatschap, dat van Doesburgh onder zijne leiding de Leidsche gasfabriek zag groeien, niet het minst door de gaslevering naar Sassenheim en Voorschoten, later gevolgd door de voorziening met gas van nog een aantal aanpalende gemeenten. In het geheel voorziet thans Leiden een elftal buitengemeenten van gas.

Onder het beheer van van Doesburgh werd de electrische centrale opgericht en ook met de electriciteitsvoorziening gaat van Doesburgh „den boer op”, in dien zin, dat in een wijden boog om Leiden, dat tot in de Haarlemmermeer stroom wordt geleverd door de Leidsche Centrale.

Van Doesburgh is, misschien wel door het pionierswerk op het gebied van de levering van gas op grooten afstand en door de eigenaardige uitbreiding van zijn bedrijf, die er het gevolg van moest wezen, ook voorganger geworden op het gebied van propaganda voor gas en van reclame voor dat artikel. In Voorschoten deed hij de eerste voordracht over het koken op gas, met daarmede samengaande demonstratie, houden en zijn voorbeeld werd in tal van plaatsen doch helaas bij lange na niet vaak genoeg nagevolgd. Een ander middel ter bevordering van het gasgebruik is daarenboven door van Doesburgh als een der eersten toegepast, n.l. de inrichting van een toonruimte.

Talrijk zijn ten slotte de adviezen door van Doesburgh op gasgebied aan verschillende gemeenten gegeven; talrijk de geschillen, waarin hij heeft mede gearbiterd of als deskundig raadsman is opgetreden.

Daarmede is een nog zeer onvolkomen beeld gegeven van den gas-vakman van Doesburgh, die evenwel als vereenigingsman is gehuldigd, zoodat een schets van zijn figuur als zoodanig ter aanvulling nog noodig is.

Werkzaam onder een van de oprichters van de Vereeniging, Francois, is het waarlijk geen wonder, dat reeds op 23 Maart 1888 van Doesburgh als gewoon lid van de Vereeniging werd ingeschreven. Trouw bezocht hij de vergaderingen en werd in de Algemeene Vergadering te Rotterdam in 1899 benoemd tot Secretaris. Die functie op 1 Januari d. a. v. aanvaardende, heeft van Doesburgh dus 15 jaren achtereen het Secretaris-ambt vervuld en wordt een lustrum afgesloten door het aangeboden eerelidmaatschap.

Veel is in die jaren tot stand gekomen en sterk is het ledental van de Vereeniging en daarmede hare bloei toegenomen. Daartoe was van Doesburgh naar ’sVoorzitters toespraak; „zeker de meest werkzame, de meest drijvende en leidende kracht.” Daarenboven trad sedert 1907 van Doesburgh ook op als Redacteur van „Het Gas , waarin in verloop van tijd tal van bijdragen van zijn hand verschenen en waarin hij ook thans nog de maandelijksche marktberichten schrijft.

Een ander niet minder druk veld van bemoeiingen vond van Doesburgh in het Secretariaat van de Kolencommissie; een functie die heel wat meer werk voor hem heeft meegebracht dan menigeen wel denkt.

in de laatste jaren leed van Doesburgh’s gezondheid onder de massa werk, die hij in ambtelijke en private bezigheden verrichtte en op dokters’ advies moest hij zich gaan ontzien. Toch hield hij vol tot de Vereeniging haar Centraal-Bureau had en zijn werk kon worden overgenomen.

Maar hetgeen hij deed werd daarom niet vergeten en uit de Vereeniging zelve kwam het voor-