mededeelen, dat ik gedurende 4 dagen stoom heb ingevoerd tijdens de laatste U/2 uur van den distillatietijd, in horizontale retorten.

Het ging in de eerste dagen vrij aardig. Ik kreeg 340 M*. per ton, maar nadat het 3 dagen geduurd had, begon de productie weder geleidelijk aan te dalen tot het normale.

Dit kwam hierdoor, dat het grafiet in de retorten werd aangetast en er scheurtjes ontstonden, waardoor het gas verdween ; het grafiet werd evengoed geoxydeerd als een deel der cokes.

Het gevolg was dus dat, wanneer de retort opnieuw met steenkool werd geladen, steenkoolgas door den schoorsteen ging.

Ik kreeg dezelfde hoeveelheid gas doch van een ietwat lager calorisch effect.

Ik ben dus opgehouden met de proef.

De Voorzitter. Ik wist niet, dat de heer Kutten ter vergadering zou komen. Ik had hem enkele inlichtingen gevraagd omtrent de toepassing van dit procédé op de gasfabriek aan den Trekvliet te ’s-Gravenhage en hij heeft mij dienaangaande het volgende gerapporteerd .

„Invoering van stoom in de retorten verhoogt den maak met ongeveer 5 O/q, echter wordt de qualiteit van het gas natuurlijk minder, zoodat het calorisch effect van het gas zich tusschen 5100 en 5200 cal. gaat bewegen. Dit beteekent nu niets zoolang men geen watergas maakt, doch maakt men dit wel, dan acht ik invoering van stoom minder gewenscht.

Wij hebben de invoering van stoom laten varen, daar wij door verschillende omstandigheden (arbeidsverhoudingen) genoodzaakt waren den tijd van distillatie van 6 uur te brengen op gemiddeld 7 uur en 20 minuten en toen bleek dat wij per 100 K.G. kolen steeds meer dan 30 M 3. gas maakten, waardoor de calorische waarde naderde tot het door ons vastgestelde minimum.

Het inbrengen van stoom geeft de volgende voordeelen;

a. grafietaanzettingen hebben niet plaats, waardoor het aantal overgeslagen ladingen minder wordt;

b. de maak wordt grooter bij een zelfden distillatieduur;

c. het organische zwavelgehalte van het gas wordt minder. Bij het gebruik van Duitsche kolen komt het zwavelgehalte b.v. zelden hooger dan 0,4 gram per M 3.

Nadeelen zijn:

a. Als gevolg van de grootere gasopbrengst wordt het calorisch effect minder, terwijl het soortelijk gewicht hooger wordt;

b. de klimpijpen worden heeter; c. de ondervuring kost meer;

d. door de afwezigheid van grafiet, vooral ter plaatse waar de stoom intreedt, worden de retorten plaatselijk „mottig”;

e. de stoominlaatpijpjes eischen veel onderhoud en toezicht.”

De voordeelen zijn slechts schijnbaar en worden door velerlei nadeelen opgewogen.

Zooals de heer Blaauw terecht opmerkt, wanneer alle grafiet, die eigenlijk onze retorten dicht maakt, te spoedig verwijderd wordt door stoom, dan krijgen wij aan den anderen kant verlies door onze retorten.

De heer M. C. Sissingh, c. i., {Rotterdam). Ik wil iets mededeelen omtrent hetgeen wij gedaan hebben met het brengen van stoom in kamerovens.

Wij hebben het ook geprobeerd en hebben dezelfde ervaringen opgedaan als de heer Blaauw, n.l. dat. wanneer men den stoom zoodanig in de kamerovens blaast, dat hij direct achter de deur in de kamer komt, de kamerwanden worden aangetast. De grafiet wordt aangetast en verdwijnt, zoodat de wanden na zekeren tijd gas doorlaten.

Dit bezwaar kan voorkomen worden door de buis, waardoor men stoom naar binnen blaast, wat langer te maken, zoodat zij in de kolen reikt. Dan heeft men dat bezwaar niet.

Wij hebben nog zeer weinig proeven er mede genomen, maar de ervaring welke wij nu opgedaan hebben wijst er voorloopig op, dat het zeer goed gaat en dat men op die wijze de gasproductie aanmerkelijk kan vermeerderen.

Uit den aard der zaak zal de qualiteit van het gas achteruitgaan.

Zooals gezegd, de proeven zijn nog met afgeloopen, maar wij hebben opgemerkt dat