uitgegeven door de gemeente-gasfabriek te Enschede, maar het laat zich hooren, dat de kosten van het uitgeven van een dergelijke brochure, wanneer die door één gasfabriek wordt uitgegeven, zeer hoog worden.

Nu is ongeveer een jaar geleden verschenen de brochure van den heer van Rossum du Chattel, die in een groote behoefte voorzien heeft op dit gebied ; maar wanneer niet het algemeen verbruik van gas wordt besproken doch de speciale toepassing van gas voor koken en drijfkracht en warmwatervoorziening, dan lijkt het mij dat die onderwerpen te speciaal worden om in den vorm van een brochure, zooals de heer van Rossum du Chattel heeft geschreven, behandeld te worden. Ik mag er op wijzen, dat de Duitsche gasvereeniging een geheele reeks van die brochures heeft uitgegeven. Om eens enkele te noemen: „Kein Haus ohne Gas”; „das Gas im bürgerlichem Hause”; „Die Warmwasserversorgung mittels Gasfeuerung” ; „Muss der Gasmoter den Elektromotor weichen ?”, enz. enz.

Elk onderwerp wordt dus in een afzonderlijke brochure behandeld. Die reclame komt mij voor de meest waardige te zijn en daarbij ook in de kringen, waarin zij thuis behoort het meeste succes te hebben.

Het lijkt mij niet wenschelijk om daarbij telkens vergelijkingen te maken met de electriciteit. Anders zouden die geschriften te veel een reclame-karakter verkrijgen, terwijl zij meer moeten dienen om te vertellen wat het gas kan aanbieden en niet wat het speciale voordeel ervan boven electriciteit is.

Een andere vraag is natuurlijk of, aangezien door electriciteitsfabrieken verschillende geschriften worden uitgegeven, die soms tegen het gas gericht zijn, het wenschelijk zou zijn om daartegen te ageeren. Maar dat zijn twee dingen, die volkomen van elkander af te scheiden zijn.

Zooals ik reeds zeide, de financieele toestand is op dit oogenblik uithoofde van de eigenaardige omstandigheden niet van dien aard, dat ik zou durven aandringen om de uitgave van dergelijke brochures ter hand te nemen, maar aangezien het vraagpunt op de agenda verschenen is, meende ik het een en ander er over te moeten zeggen.

De heer J. Blom Szn. (Haarlem). Krachtens mijne ervaring op dit gebied meen ik te moeten mededeelen, dat het verspreiden van brochures zeer weinig zin heeft, dat de meeste menschen die brochures niet lezen doch terzijde leggen, en dat de brochures spoedig in de prullenmand verdwalen.

Een korte aanduiding op kaarten lijkt mij wel goed maar vóór alles kan ik aanbevelen het inrichten van een showroom, waar voortdurend kookdemonstraties door bevoegde personen worden gegeven, waar zelfs les in koken gegeven wordt, en waar de dames worden uitgenoodigd te komen deelnemen aan allerlei demonstraties op kookgebied.

Dit is een middel om het koken op gas spoedig ingang te doen vinden.

Brochures kosten veel geld en de meeste komen gewoonlijk in de kortst mogelijken tijd

in de prullenmand terecht. (Applaus).

De Voorzitter. Dit vraagpunt heeft nog verschillende zijden.

De propaganda zooals de heer Blom voorstelt is zeker wel de meest daadwerkelijke, maar toch daarnaast mogen wij het andere propagandamiddel niet verwaarloozen.

Door de heer Snijders is gewezen op de spreuk op de tramkaartjes : „wie zijn kinderen lief heeft moet electrisch licht gebruiken”. Op een ander tramkaartje lees ik : „electrisch licht is thans niet duurder dan gas of petroleum”. Dat zijn ook propagandamiddelen. Al wil ik nu niet zeggen, dat ons zusterlicht, het electrisch licht, juist de meest fijne manier heeft gekozen om de aandacht op zich te vestigen.

(Applaus).

Ik zou haast zeggen : dat is op de grens van oneerlijke concurrentie. (Applaus).

Maar de propaganda, die in brochures en reclamebiljetten ligt, is in Duitschland en Engeland toch niet ter hand genomen door de vereeniging van gasfabrikanten, ook niet direct door de Institution of Gasengineers. In beide landen heeft men speciale vereenigingen opgericht, welke die reclame ter hand nemen. In Duischland de Zentrale für Gasverwertung ; in