ten. Fouten door eventueele condensatie, zijn daardoor zooveel mogelijk vermeden.

De ammoniakbepalingen gaven de volgende resultaten. (Zie tabel blz. 173.)

Retort gevuld met 391.5 K.G. kolen.

Destillatie 8 uur v.m. tot 8 uur n.m.

De ammoniakproductie per 1000 K.G kolen bedroeg derhalve;

n ÏItT = 3009 gr. NH3 = 1168 K.G. (NH4)2SÜ4. U,3915

In fig. 5 is deze ammoniakproductie in een grafische lijn uitgezet. (Wordt vervolgd).

Eenige korte mededeelingen over de condensatie-methode Sainte-Claire Deville, toegepast op de gasfabriek te Gouda,

door Th. B. Granpré Molière, w. i.

Den len November 1910 aanvaardde ik mijne betrekking van adjunct-directeur der Gemeente-Lichtfabrieken te Gouda en leerde sinds dien datum den hinder en de onaangenaamheden kennen van eene chronische naphtalineplaag, zooals waarschijnlijk weinig directeuren van gasfabrieken in den lande zich kunnen voorstellen; de verstoppingen kwamen zoowel in de hoofdleidingen, dienstleidingen als binnenleidingen voor.

De ruimtekoeler, diameter 2500 mM. bij een hoogte van 10 meter, in bedrijf gesteld den 15en December 1908 heeft waarschijnlijk bijgedragen deze naphtalineplaag te verminderen, deze geheel doen verdwijnen kon dit toestel ten eenen male niet, zelfs niet na enkele jaren van bedrijf.

De toentertijd meest verspreide methode om de naphtaline uit het gas te verwijderen, bestond in het wasschen van het gas met zware teeroliën in een z.g. naphtalinewasscher. De opstelling van een dergelijk toestel vordert eene betrekkelijk groote uitgaaf; voor de gasfabriek te Gouda zou deze uitgaaf zooveel te grooter worden, daar bij de bouw van het wasschergebouw geen rekening werd gehouden met de opstelling van meerdere toestellen.

De weg was dus een proef te nemen met de condensatiemethode van Sainte-Claire Deville. (Het Gas jaargang 1911 blz. 232, 275 en 338) de z.g. „Condensation brusque”, waartoe in het begin van 1912 werd besloten. Tot dit doel werd een oude scrubber in een waterpijpkoeler veranderd en daarachter een Livesey-teerafscheider opgesteld; een klein riempompje voor het koelwater voltooide de geheele inrichting.

De waterpijpkoeler is van de volgende afmetingen :

diameter 1220 mM.

hoogte 9500 mM.

aantal koelpijpen 88 stuks diameter der koelpijpen . . . 64X70 mM. afkoelend oppervlak .... 165 M^.

De Livesey-teerafscheider, van een capaciteit van 10.000 M“. per etmaal, werd voorzien van 10 stuks geperforeerde platen met langwerpige openingen van 1.25 X 10 mM. Het riempompje heeft een maximum capaciteit van 5 M“. per uur.

Het gas wordt ingevoerd boven in den waterkoeler, gaat in de ruimte om de pijpen naar beneden en verlaat den koeler aan de onderzijde om direct in den teerafscheider te komen; alle condensatieproducten worden eveneens in den teerafscheider geleid. Het koelwater wordt onder ingevoerd, gaat door de pijpen naar boven, en wordt daar afgevoerd; een groot gedeelte van dit water wordt echter nog nuttig gebruikt in de stokerij voor de ovens en voor het blusschen van de cokes, enz.

Deze inrichting is in dienst gesteld half Augustus 1912 en heeft, behoudens enkele korte onderbrekingen, tot op heden dienst gedaan tot g r o ote tevredenheid van het personeel, zoowel hoog als laag, aan de gasfabriek verbonden. Gedurende den eersten tijd deden zich onverwachte moeilijkheden voor die, nu de opstelling een meer definitief karakter heeft, geheel overwonnen zijn.

De inlaattemperatuur van het gas in den koeler bedraagt, naargelang van jaargetijde en productie, 38 tot 50 gr. C. Deze temperatuur is feitelijk te laag en er zal nog getracht moeten worden deze dp te voeren.

Deze uitlaattemperatuur is 1 tot 3 graden C. hooger dan de temperatuur van het koelwater bij eene gasproductie van 10.000 M“. per etmaal. De gebruikte hoeveelheid koelwater bedraagt ongeveer 4 per uur, hetgeen overeenkomt