gevoegelijk afzien van de calorische waarden dei andere bijproducten der gasfabrieken, omdat deze als brandstoffen van geen- of minimale beteekenis zijn.

In de bijgevoegde tabel heb ik het kolenverbruik per verkochte M'. gas berekend, waarbij gebruik is gemaakt van de jaarverslagen der gasfabrieken Arnhem, Amsterdam en Gouda. Van de eerste gemeente zijn gekozen de jaren 1913, 1914 en 1915, terwijl van Amsterdam en Gouda alleen de gegevens uit de verslagen 1914 opgenomen zijn.

De soorten gaskolen, die in de drie gemeenten gedurende de gekozen jaren verbruikt werden, zijn overwegend Westphaalsche kolen. Volgens de lijst, voorkomend in A. Schafei, ~Einrichtung und Betrieb eines Gaswerkes”, bedraagt de calorische waarde der meeste soorten (Graf Bismarck, Rheinelbe, Zollverein, enz.) ongeveer 8000 caloriën per K.G. Daar het calorisch gehalte van Engelsche kolen aanmerkelijk lager is, heb ik de gemiddelde waarde op 7250 caloriën per K.G. aangenomen, welk cijfer in geen geval te hoog kan genoemd worden. Verder is de calorische waarde van cokes en cokesgruis gemiddeld geraamd op 6000 caloriën per K.G., terwijl overigens alle gegevens der tabel aan de betieffende jaaiwerslagen zijn ontleend.

Uit de gevonden cijfers (zie sub 12) blijkt, dat modern ingerichte gasfabrieken als die van Arnhem en Amsterdam ruim 13.000 caloriën pei verkochte M". verbruiken, overeenkomend met een kolenverbruik van 1.80,K.G.

Het eveneens aangegeven resultaat van Gouda wijst er op, dat de kleinere gasfabrieken met een ongunstiger thermisch nuttig effect werken, en maakt het waarschijnlijk, dat het gemiddelde kolenverbruik der Nederlandsche gasfabrieken merkelijk hooger is dan 1.80 K.G. per Voot onze berekening zullen wij evenwel dit cijfer aanhouden.

Door een transportabelen gasmeter, speciaal ingericht voor ijkingen, heb ik het verbruik van een aantal gaslampen, zooals ze branden in de huizen der gasverbruikers, laten bepalen. Hierbij bleek, dat hangende kousjes ongeveer 110 L. en staande kousjes 125 L. per uur verbruiken. Het

1) Een klein gedeelte van de teer wordt weliswaar voor speciale doeleinden (glasfabrieken) als brandstof gebruikt, doch dit bedrag speelt geen rol en wordt gecompenseerd door de calorische waarde der carburatie-oliën, welke bij onze berekening eveneens buiten beschouwing blijven.

hangend en het staand gasgloeilicht verbruiken dus repectievelijk per uur;

1800 _ 2qq steenkolen. 1000 1800 X 125 _ – H 4^ 1000

Het gemiddelde kolenverbruik per pit-uur mag dus op ongeveer 210 gram aangenomen worden.

Kolenverbruik der electrische verlichting. Voor vergelijking van het kolenverbruik eener electrische verlichting, die ter vervanging dient van een gasverlichting, moeten wij nagaan hoe groot het gemiddeld wattgebruik is pei gaspit, die door en of andere electrische lamp vervangen wordt. In een particulier huis bestaat de gasverlichting grootendeels uit staande kousjes, enkele hangende kousjes en op afgelegen plaatsen (kelder, enz.) vleermuisbranders. Wanneer deze verlichting vervangen wordt door een electrischen aanleg, dan komen op de plaats dei gaspitten lampen van 50, 32, 25 en 16 N.K. Bij uitzondering wordt tegenwoordig ook wel een Arga-lamp van 100 N.K. aangebracht, verbruikende ongeveer »/4 watt per kaars. Wanneer wij het gemiddelde verbruik per vroegere gaspit op 55 watt aannemen, dan rekenen wij in geen geval te weinig. In winkels, koffiehuizen, enz. worden meerdere gaspitten veelal vervangen door halfwattlampen van 200 tot 600 N.K. Wanneer wij ook hier een electriciteitsverbruik van 55 watt per vroegere gaslamp aannemen, dan rekenen wij eerder te hoog dan te laag.

Wanneer 18 stuk.s dezer lampen van 55 watt gedurende één uur branden, dan verbruiken zij één kilowattuur.

Het kolenverbruik der electrische centralen in Nederland varieert in den regel tusschen 1.40 a 1 60 K G. per verkochte kilowattuur. : : , ~, , „1 1 &fi IV r.

Nemen wij het gemiddelde cijfer, n.l. 1.5Ü K.0., aan, dan verbruikt de gewone electrische gloeilamp van 50 N.K.;

1500 _ gram per uur.

Uit deze berekening blijkt, dat de gasfabrieken voor het doen branden van de meest gebruikelijke gasgloeilichtlampen 2.5 maal zooveel steenkolen verstoken als de electrische centralen voor het doen branden van de equivalente metaaldraadgloeilampen.

Anders uitgedrukt: Wanneer de gewone gasverlichting vervangen wordt door electrische verlichting, dan bespaart de gemeenschap 60 pCt.