de keuken en andere doeleinden. De bezuiniging moet dus voornamelijk komen uit een vermindering van de verlichting. Dat er inderdaad bij de verlichtingsbezuiniging streng op de aansteekvlammen dient te worden gelet, leert ons een kleine berekening.

Deze pitjes schommelen in verbruik tusschen 5 en 8 liter per uur en met een rond cijfer wordt dus 150 liter per etmaal niet te veel. Over een vol jaar maakt dit de kleinigheid van 56 gas voor één enkel pitje. Er waren 94 M’. gas noodig om een kamer gedurende een vol jaar van licht te voorzien en met het gas door één

aansteekvlam verbruikt konden wij dus zeven maanden een kamer van licht voorzien.

Nu zijn de in het bovenstaande medegedeelde cijfers natuurlijke alle maar van betrekkelijke waarde. Toch wijken ze niet veel van normale gemiddelden af, en men kan zich daaruit een beeld vormen hoe zich het gasverbruik over de verschillende toepassingen verdeelt. En men kan zich daaruit voor de verschillende voorkomende gevallen oriënteeren, wanneer het geldt aan gasverbruikers inlichtingen te geven hoe zij op hun gasverbruik kunnen bezuinigen.

Amsterdam, Maart 1917.

Een methode om de zware koolwaterstoffen aan koolgas te onttrekken.

Bewerkt naar een artikel van R. Lessing Ph. D in het Oas Journal van 20 Februari 1917, door W. F. M.

Door den oorlog is een behoefte geschapen aan zware koolwaterstoffen, waaraan de teerdestilleerderijen, die tot vóór dien tijd hierin voorzagen, niet meer konden voldoen. Men ging naar andere productiewijzen uitzien en het oog viel van zelf op het lichtgas, dat een vrij groot percentage aan deze stoffen bezit.

Door dit gas echter armer aan zware koolwaterstoffen te maken, moest natuurlijk de lichtkracht ervan zakken, en waar men in Engeland, zelfs nog in groote steden, aan het verouderde beginsel van minimum lichtsterkte een groote waarde hechtte, beteekende deze maatregel een radicale omkeering in de tot dusver gevolgde politiek.

Als vanzelf sprekend moest deze nieuwe industrie een aantal kinderziekten doormaken, voor dat ze rationeel in verschillende fabrieken toegepast kon worden; het proces op zich zelf is niet zoo eenvoudig en waar vele kleinere fabrieken niet over de noodige chemici konden beschikken, werd naar eene werkwijze omgezien, die zelfs door ongeschoolde krachten beheerd kon worden.

Het principe van het procédé komt overeen met het bevrijden van het lichtgas van ammoniak; men kan scrubbers of washers gebruiken, waarin het onzuivere lichtgas in aanraking komt met een olie, die de zware koolwaterstoffen absorbeert. Deze olie, moet dan gefractionneerd wórden in destillatiekolommen, om er de benzol, toluol e. a. uit te halen; het residu: de wasch-

olie gaat dan weer naar den scrubber respectievelijk washer terug. Aan deze werkwijze zij* echter nadeelen verbonden: de olie was, in aanmerking genomen, den betrekkelijk korten tijd, dat ze met het gas in aanraking was, niet i> staat, zich voldoende met zware koolwaterstoffen te verzadigen. Wanneer de olie, door middel van pompen, telkens weer in den washer teruggevoerd werd alvorens gefractionneerd te zijn tot ze een punt van verzadiging bereikt had, groot genoeg om tot verwerking over te gaan, dan ontstond het gevaar, veroorzaakt door de uiteenloopende kookpunten van de verschillende bestanddeelen, dat met het gewasschen lichtgas veel naftaline mee zou gaan.

Om hieraan te gemoet te komen, zocht de heer Lessing naar een „vaste” stof, die de eigenschap had, de zware koolwaterstoffen aan het lichtgas te kunnen onttrekken. Het voordeel boven bovengemelde methode zal hieronder duidelijk worden.

Hij maakte gebruik van de eigenschap, dat, wanneer men poreus materiaal in de wascholie drenkt, de haarvaten de olie opzuigen en deze vasthouden. Poreus materiaal werd dus met olie verzadigd, opgestapeld in een scrubber en het te zuiveren lichtgas werd hierdoorgeleid. Wat is nu het voordeel van dit systeem boven de gewone waschmethode ? Ten eerste is het contactoppervlak tusschen gas en olie grooter dan in een washer; secundo kan de olielaag, aanwezig in het materiaal, dat het eerst in aan-