om als regel de te onderzoeken vloeistof verdunnen.

De kleurschakeeringen zijn het beste te herkennen bij een ammoniakgehalte van 0,05 mgr. tot 1 mgr. per Liter, wij zien hieruit, hoe gevoelig de reactie is, voor ons doel eigenlijk te gevoelig. Het is daarom, dat wij in het volgende zeer nauwkeurig te werk moeten gaan en uiterst schoone apparaten gebruiken.

Bijna overal, zij het dan ook als sporen, komt ammoniak in een gasfabriek voor, in de zwavelzure ammoniakfabriek in het bijzonder. Wij moeten dus onze toestellen, die wij bij het volgend onderzoek gebruiken, vooral niet hier bewaren, doch in een gedeelte der fabriek, dat zoo min mogelijk verontreinigd wordt b.v. in het magazijn of op het kantoor. Het water, waarmede verdund wordt, moet volkomen vrij van ammoniak zijn, waaraan meestal zelfs het gedestilleerde water uit den handel niet voldoet. In dit geval moeten wij het zelf ammoniakvrij maken, waartoe wij het toestel van afb. 2 (vorig num.) gebruiken. Aan het water voegen wij wat soda toe en gaan het daarna verdampen. Het eerste destillaat bevat altijd ammoniak, wat met het reagens geconstateerd wordt. De vloeistof, welke overgaat, nadat de proef met Nessler’s reagens negatief uitvalt, wordt opgevangen. Het laatste quantum ca. Vil van het oorspronkelijke volumen, kan weer ammoniak afscheiden door de ontleding van organische stoffen en wordt daarom niet overgedestilleerd. Bij het verdunnen van de vloeistof moet er angstvallig voor gewaakt worden, dat dit steeds in dezelfde verhouding plaats vindt; wij kunnen daarom het beste met maatpipetten en maatcylinders werken. Het zou voor ons doel echter zeer handig en gemakkelijk zijn reageerbuizen te gebruiken; de goede kleurschakeering verkrijgen wij dan reeds bij toevoeging van enkele druppels der te onderzoeken vloeistof. Het behoeft geen betoog dat deze druppels juist alle even groot moeten zijn, wil men betrouwbare resultaten verkrijgen. Ofschoon dit op het eerste gezicht zeer moeilijk schijnt, is dit niet het geval. Straks zal blijken op welke wijze wij dan te werk dienen te gaan.

Wanneer wij een reageerbuis voor de bepaling gereed maken, gaan wij als volgt te werk: Wij spoelen ze eerst eenige malen met wat ammoniakvrij water om, zeer geschikt gebruiken wij een spuitflesch hiertoe. Daarna vullen wij de reageerbuis voor ca. V 4 gedeelte met het zuivere water. In plaats van nu eerst het am-

moniakhoudende water toe te voegen en daarna Nessler’s reagens, zooals dit gebruikelijk is, gaan wij omgekeerd te werk en voegen 4—6 druppels van het reagens toe (steeds hetzelfde aantal druppels toevoegen!) dat wij in een bruin druppelfleschje bewaren. Ingeval nu de vloeistof ammoniak bevat, hebben wij thans het voordeel, dat wij dit onmiddellijk kunnen waarnemen en wordt het gevaar, dat wij een onbetrouwbaar resultaat krijgen, zeer gering. Het reagens mengen wij met het ged. water, door een glazen roerstaafje, dat aan de punt tot een bolletje versmolten is, eenige malen op en neer te bewegen.

Nu voegen wij een aantal druppels, hetzij van het afgewerkte gaswater, hetzij van den gecondenseerden saturatordamp toe, tot wij de juiste kleur verkrijgen. Uit het aantal druppels, dat wij moeten toevoegen, kunnen wij ons daarna in vergelijking met vorige proefnemingen een juist oordeel vormen.

Om de saturator-resp. gaswaterdampen te condenseeren en op te vangen, kunnen wij op de volgende manier tot ons doel geraken. Een '/” ijzeren pijpje van ca. 20 cM. lengte, dat aan het eene einde door een ijzeren kraantje afgesloten kan worden en aan het andere vrije uiteinde tot een fijne opening is dichtgeslagen, wordt op het gewenschte punt met behulp van sok en nippel bevestigd. Door nu het pijpje even door te blazen en daarna het kraantje te knijpen, kan men het condenswater druppelsgewijs opvangen; deze druppels zijn, mits zij steeds op dezelfde wijze verkregen worden,' practisch even groot.

Uitvoerige proeven hebben ons getoond, dat wanneer het gaswater niet meer naar ammoniak riekt en men het daarom laat afloopen, de hoeveelheid ammoniak, welke het dan nog bevat, zeer gering is. Het waarnemen van den reuk van het gaswater of het houden van gevoelig lakmoespapier in den gevormden damp, zooals ook wel gebruikelijk is, kan dan ook ten zeerste worden aanbevolen en maakt het gebruik van Nessler’s reagens althans hier overbodig.

Ondoenlijk is het echter door den reuk te controleeren of de saturatordampen vrij van ammoniak zijn, door de aanwezigheid van zwavelwaterstof en cyaanwaterstof; ook de controle met lakmoespapier geeft hier geen resultaat; het gebruik van Nessler’s reagens voert ons nu snel tot het doel en zal in vele gevallen aantonnen, dat langs dezen weg ammoniak verloren