door de onder het presidium van Bolsius te Rotterdam gehouden Algemeene Vergadering een bijzonder cachet kreeg, dank zij de immer warme sympathie bij die Maatschappij voor onze Vereeniging.

Nog om een andere reden is het jaar 1913 een bijzonder jaar geweest: het besluit tot oprichting van het Centraal-Bureau werd daarin genomen en het fungeerend bestuur kreeg tot taak een en ander te regelen.

Luchtig ben ik heengegaan over het redacteurschap van Bolsius – – met opzet en wel, om er nog afzonderlijk op terug te komen. Immers, niettegenstaande men van andere auteurs wel méér schrifs in Het Gas tegenkomt dan van hem, Bolsius is juist als redacteur het meest naar voren gekomen.

Niet omdat hij in 1900 een artikel over gaszelfontstekers publiceerde; ook niet omdat in hetzelfde jaar zijne voor het Internationale Gascongres te Parijs opgestelde verhandeling over muntgasmeters in vertaling werd opgenomen in Het Gas- evenmin omdat hij in 1901 een artikeltje over het electra-gasgloeilicht (staand licht met een montuur alsof het hangend electrisch licht is) verscheen; noch omdat hij in 1902 de de Brouwer’s goot in zijne toenmalige nieuwste uitvoering of omdat hij in 1903 de nieuwste vinding van zijn leermeester en vriend de laadmachine op duidelijke wijze beschreef, maar omdat hij pas redacteur geworden zijn welversneden pen, tot er succes op volgde, heeft gebruikt om den hollandschen uitvinder van het lichtgas niet alleen op den voorgrond te brengen uit de vergetelheid, waarin hij geraakt was, maar hem ook bovendien tegenover de vermeende prioriteit van Lebon en Murdoch de eer te geven, die hem alleen toekomt.

Bolsius heeft moeite noch kosten ontzien om Jan' Pieter Minckelers te doen erkennen als de eerste, die het gas maakte en het ook vóór ieder ander als middel tot het verkrijgen van licht gebruikte.

Zelf publicist, zelf nieuwtjesjager dus, was een voor de hand liggende vraag bij mijn interview: hoe zijt ge zoo tot Uw ijveren voor Minckelers en tot de daaraan gepaard gaande studie omtrent het prioriteitsvraagstuk gekomen? De aanleiding blijkt een simpel courantenberichtje te zijn geweest, waarin werd medegedeeld, dat de gemeenteraad van Maastricht het

voornemen had een gedenksteen te plaatsen in den gevel van het huis, waarin Minckelers, de uitvinder van het gas, was geboren, in de naar hem vernoemde straat. Dat bericht deed Bolsius op stap gaan naar Maastricht, waar hij er in slaagde de noodige gegevens te verzamelen om verder onderzoek mogelijk te maken. Bij dit onderzoek bleek, dat in stede van naast Lebon in Frankrijk en Murdoch in Engeland te mogen gelden als een ongeveer gelijktijdig gas-uitvindende hollander, Minckelers een vrij groot aantal jaren eerder zijne vinding deed en ook toepaste dan de genoemde buitenlanders. Van het oogenblik, waarop Bolsius tot deze ontdekking kwam, heeft hij niet gerust voor in ruimeren kring de feiten bekend waren en men te Maastricht met méér dan een gevelsteen de grooten burger eerde.

Vandaar een actie tot in het buitenland om op te komen voor de prioriteit van den Nederlandschen uitvinder, zich o. a. uitende in den aanhef van de verhandeling over muntgasmeters. Aanhef, waarvan Bolsius nu nog als de spijzen lang en breed verorberd zijn, mag men wel even uit de keuken klappen zich met vreugde herinnert hoe hij er méér moeite mee had, dan met de muntmeterbeschrijverij zelf, om te komen tot het naar voren brengen van Minckelers, door leukweg te beginnen met: „Lorsque Jean Pierre Minckelers etc.” zoodat hij wel móést vertellen wie die onbekende grootheid was! Onbekend is eigenlijk niet juist; beter is te spreken van „vergeten”, want bij zijne naspeuringen heeft Bolsius de hand gelegd op een van 1849 dateerend Nouveau Manuel complet de I’éclairage au gaz, geschreven door Magnier, waarin Minckelers wel degelijk wordt genoemd.

Het presidium van Bolsius in 1904 is voor hem een waardig slot geweest voor zijne bemoeiingen in zake Minckelers’ herleven in de herinnering van onze Hollandsche gastechnici. De Algemeene Vergadering werd in dat jaar te Maastricht gehouden en tijdens die Algemeene Vergadering werd het standbeeld van Minckelers onthuld! Bij de voldoening, die dit feit op zich zelf reeds kon geven, mocht Bolsius het genoegen smaken, dat van velerlei zijde zijn streven gewaardeerd bleek te worden; dit óók van de zijde van H. M. de Koningin, die hem tot ridder van de orde van Oranje Nassau benoemde en daarvan mededeeling liet doen bij de onthulling van het standbeeld, terwijl