aangezien vooral, naarmate de destillatie voortgang had en dus de kolen een meer cokesacbtig aanzien kregen, de hoeveelheid stof die door het draaien van den trommel gevormd werd toenam. Dit stof werd door de destillatieproducten meegesleurd en verontreinigde het product in hinderlijke mate.

Het gas werd door wasschen of door een sneldraaiend vleugelrad (teerscheider) van de meegesleurde en aanhangende teer bevrijd.

De begintemperatuur van de destillatie was 450» G., terwijl deze langzamerhand werd opgevoerd tot een maximum van 575 a 600° C. Tegelijk met de teerovergang begint de gasproductie. In de huurt van de eindtemperatuur houden deze heide vrijwel gelijktijdig op.

In de practijk bleek, dat hij deze toestel de toevoeging van een weinig waterdamp noodzakelijk was om de zware koolwaterstoffen uit den trommel te verdrijven. Voert men geen waterdamp toe, dan blijven de zware koolwaterstoffen te lang in den trommel hangen waardoor de kans bestaat, dat zij toch nog door de hierin heerschende temperatuur worden ontleed. Het nadeel door de toevoeging van waterdamp is natuurlijk, dat hierdoor ook het watergehalte van de teer, d. w. z. de hoeveelheid aan het molecuul gebonden water, wordt vergroot. Dit bezwaar kan men ontgaan door gefractioneerde condensatie van de destillatieproducten. Wanneer men de 1.1.1. laat condenseeren in een koelslang, die op ca. 130° C. wordt gehouden, dan zullen de overige producten, als waterdamp e. d., dampvormig blijven, om in een tweede op lager temperatuur gekoelde slang afzonderlijk te worden gecondenseerd.

Een ander toestel waarmede men de destillatie bij lagere temperatuur heeft beproefd, is de generator, zooals die voor het maken van zuiggas wordt gebezigd.

Wanneer men deze generatoren in hun gewonen vorm gebruikte, bleek de temperatuur boven in den generator nog te hoog te zijn voor de productie van 1.1.1. Deze werd evenals in de gasretorten weer ontleed en de verkregen teer was geen 1. t. t. Teneinde een vergassing bij lagere temperatuur te verkrijgen, heeft men zijn toevlucht genomen tot het volgende hulpmiddel. Boven in den generator werden naast elkander eenige pijpen van tamelijk wijden diameter gehangen. Door deze buizen vond de toevoer van de kolen plaats. Aangezien de tem-

peratuur in deze buizen lager is dan aan den wand van den generator, bleek het aldus verkregen destillaat inderdaad 1. t. t. te zijn. Wel moest men er zorg voor dragen, dat alleen die destillatieproducten werden opgevangen, die uit de buizen afkomstig waren.

De vrees die oorspronkelijk gekoesterd werd, dat door het onttrekken van de 1. t. t. het gas sterk in calorische waarde zou achteruitloopen, is niet bewaarheid. Integendeel, zoowel cal. waarde als lichtkracht van het gas hieven dezelfde als voorheen.

Als grondstoffen voor de productie van de 1. t.t. heeft men in hoofdzaak de gebruikelijke kolensoorten, alsook bruinkool, gebezigd. Het best leenden zich hiertoe, zooals voor de hand ligt, de Cannel kolen. Waar Duitschland hiervan echter niet zulke groote hoeveelheden bezit, heeft men ook proeven genomen met magere, vet- en gaskolen. Al deze soorten leverden met de roteerende toestel goede resultaten op, hoewel de opbrengst aan 1.1.1. natuurlijk grooter was, naarmate de kolen een hetere kwaliteit hadden.

Bij de generatoren met binnenhuizen kon alleen met gaskolen een voldoende rendement worden bereikt. Magere kolen gaven hierbij in het geheel geen 1.t.t., vette kolen slechts zeer weinig.

De l.t.t. is een product, dat in vele opzichten van de gasteer verschilt. In tegenstelling met de gasteer, die een zwarte kleur heeft en naar naphtaline ruikt, is de l.t.t. donkerbruin, in dunne lagen zelfs goudrood, terwijl zij in versch bereiden toestand naar zwavelwaterstof ruikt. Over het algemeen vertoont de 1.1.1. het meeste overeenkomst met de gasteer van verticale retorten.

Wanneer de l.t.t. een hoog paraffine gehalte bezit (dit is afhankelijk van de gebezigde kolensoort), scheidt de paraffine zich bij af. koeling op gewone temperatuur in vasten toestand af.

Het soortelijk gewicht van de 1.1.1. is lager dan van gasteer, circa 0.95 tot 1.06, terwijl de calorische waarde circa 9375 K.G. [caloriën per K.G. bedraagt. De elementairanalyse luidde: 83.060/0 c., 9.130/0 Ha en 1.0 o/q N^.

Het rendement aan l.t.t. is bij eenzelfde quantum gedestilleerde kolen circa tweemaal zoo groot als aan gasteer.

De ervaring heeft geleerd, dat de 1.1.1., zooals zij bij de hierboven beschreven fabricage-