methoden gewonnen wordt, direct bruikbaar is voor drie doeleinden, te weten: als

1. stookolie, dus als vloeibare brandstof onder ketels en dergelijke;

2. smeermiddel, wanneer tenminste aan de kwaliteit van het smeermiddel geen al te hooge eischen worden gesteld;

3. verf.

De geschiktheid voor vloeibare brandstof onder ketels ligt voor de hand, aangezien de teer, zooals we hieronder zullen zien, een hoog gehalte aan paraffine koolwaterstoffen bezit.

Als smeermiddel is de 1. t. t. geschikt, omdat zij een groote viscositeit bezit, c. a. 10 tot 55“ E. bij 20“ C. De viscositeit is afhankelijk van de gebezigde kolensoort.) Aangezien zij echter talrijke bijmengselen bevat, kan zij ongezuiverd alleen dan als smeermiddel worden gebruikt, wanneer aan de kwaliteit van het smeermiddel niet al te hooge eischen worden gesteld, b.v. bij langzaam loopende assen e. d.

De geschiktheid voor verf bezit de 1. t. t. doordat zij autoxydabel is. In dunne lagen uitgestreken wordt zij onder den invloed van de zuurstof van de lucht, en wellicht ook van ook van het licht, zeer spoedig dik en vast. Door de l.t. t. aan te maken met in de verftechniek gebruikelijke stoffen als zinkstof, ijzeroxyd e. d., kon men zelfs verschillende kleuren verkrijgen, die echter, met het oog op de donkere kleur van de 1. t. t. zelf, alle min of meer aan den donkeren kant waren. De proeven die men met deze kleuren heeft genomen, hebben getoond, dat de verf zich twee jaar goed hield, (de proeven zijn slechts twee jaar oud) terwijl zij bovendien uitmuntte door een zeer snel drogen c. a. 24 uur.

Aangezien het hoofdbestanddeel van de 1.1.1. phenolen zijn, bezit deze verf speciaal voor houtwerk een bijzonder conserveerende werking. Wordt de 1. t. t. niet als zoodanig verwerkt, dan kan zij door gefractioneerde destillatie in de verschillende bestanddeelen worden gesplitst. Het eindresultaat van de gefractioneerde destillatie is verschillend al naar zij uitgevoerd wordt op vrij vuur dan krijgt men pek of, met behulp van oververhitten stoom, in vacuo. In dit laatste geval blijft er geen restant over.

Hieronder is het resultaat van de destillatie op verschillende wijzen overzichtelijk gerangschikt:

a. Destillatie van 1.1.1. met vrij vuur:

Temp. Destillaat. Rendement.

225° C. petroleumaether \ ligroine ; benzine }

ca. 280/g.

300° C. poetsolie 24 O/g. 325° C. visceuse producten 24 o/g. hooger pek 24 Oƒg.

b. Destillatie van 1.1.1. met oververhitten stoom.

Temp. Destillaat. Rendement.

150° C. benzine 100/q. 220° C. lampolie 30 0/q.

250° C. motorolie 35 o/q. 300° C. paraffine 2 o/o-

hooger harssoorten 23 0/q.

We zien dus, dat op deze wijze tal van producten gefabriceerd kunnen worden, die tot nu toe alleen uit de petroleum konden worden verkregen. Tenslotte levert de fabricage van de l.t.t. als bijproducten op: gas, teerwater en halfcokes.

Het gas bezit een hooge calorische waarde, circa 9000 K.G. caloriën per M 3., doch de opbrengst aan gas is gering, circa 5 M'* per 100 K.G. kolen.

Het teerwater bevat in tegenstelling met het teerwater van de gasfabrieken bijna geen ammoniak. Het hoogste, dat men heeft geconstateerd was '/2®/o. zoodat de verwerking op ammoniumverbindingen niet loonend is. De halfcokes (bij de bereiding van 1.1.1. in generatoren ontstaat geen halfcokes, aangezien de geheele massa verbrandt) is zeer verschillend al naar de gebruikte kolensoort. Bezit de kool een bakkend vermogen, dan is ook de halfcokes goed gebakken. De kwaliteit is veel beter dan de gascokes. Zij brandt gemakkelijker met een goede vlam, zoodat zij voor huisbrand zeer geschikt is.

De calorische waarde van de halfcokes bedraagt circa 8000 K.G. caloriën per K.G.

Alles saamgenomen blijkt dus, dat in de fabricage van de l.t. t, een nieuw scheppingsgebied voor een zeer groot aantal producten is ontgonnen. Alleen zal de toekomst moeten leeren hoe het staat met de economische zijde van dit vraagstuk, n.l. of een dergelijke fabricage ook loonend zal zijn bij een normalen aanvoer van petroleum en hare producten. Op het oogenblik kan hieromtrent nog niets worden voorspeld. Arnhem.