meter, die het gebouw hooger is dan 12 meter aan de verkregen uitkomst 5 O/o toe te voegen. De zijbeuken zijn 12 meter boog, zoodat deze geene aanleiding geven tot toevoeging, maar

het middengedeelte is 22,5 meter hoog, zoodat daarin voor toevoeging van 10,5 x 5 = 52,5 O/g aanleiding zou zijn. Om echter de z.g. tocht van de hooge ramen te ondervangen in dit

gedeelte, werd besloten om 10 stuks gaskachels te plaatsen op den omloop onder die ramen (zie figuur 2), waardoor dit bovendeel der kerk als afzonderlijk verwarmd kon worden beschouwd en zijnde dit 10,5 meter boog, toeslag daarvoor kon vervallen.

Opmerking verdient, dat inderdaad de tochtverschijnselen door de plaatsing van de 10 kleine kachels in de hoogte geheel zijn weggenomen.

Voor zekerheid werd aan de door de formule verkregen uitkomst een toeslag van lOt'/o toegevoegd, terwijl in het feit, dat één muur, n.l. de afscheiding met het westelijk deel van het gebouw, niet aan de buitenlucht grenst, een andere, niet nader berekende, zekerheidsfactor gelegen is. Bovendien bleken bij onderzoek plafonds en ramen behoorlijk dicht te zijn.

De maximaal door de kachels te ontwikkelen warmte bedroeg naar vorenstaande berekening rond 2,59.000 caloriën per uur.

Aannemende eene calorische benedenwaarde van het gas van 4.')00 cal. en een nuttig effect van de gaskachels van 85'*o, komt men tot een vereischt gasverbruik van 6.5 per uur.

Geplaatst zijn .5 kachels a 15 M’t, 2 a 2,5 en 10 a 2 M'ï, tezamen 70 M-k

De grootste kachels werden geplaatst in de zijbeuken, n.l. 2 aan de zuid- en 1 aan de noordzijde, de plaatsen der vroegere kolenkachels. De kachels van 2,5 werden opgesteld in de boogvormige oostelijke einden der zijbeuken en de 10 kleinste kachels op den omgang onder de hooge ramen. De afbeeldingen

Afb. 2.

Afb. 3.