Een gedeelte dezer distributiekosten n.l. rente en afschrijving der aansluitingskosten, de exploitatiekosten der meters, de loonen der meteropnemers en geldophalers zijn voor elke aansluiting gelijk, onafhankelijk van het verbruik.

Indien een verbruiker, die voor lichtgas ongeveer de gemiddelde hoeveelheid afneemt, ook een kookfornuis aansluit en daardoor zijn verbruik verdubbelt, dalen voor hem deze kosten per M 3. tot de helft.

2“. Stelt men zich nu als tweede vraag wat voor het gas gevraagd kan worden, dan blijkt, dat ook deze bedragen voor de verschillende doeleinden verschillend zijn.

Men mag het commerciëele standpunt niet verlaten zoolang niet alle bronnen van licht, warmte en kracht gemonopoliseerd zijn.

Zoolang petroleum en vaste brandstoffen niet door de gemeente, en wel uitsluitend door de gemeente, worden verstrekt, zal het gasbedrijf daartegen moeten blijven concurreeren.

Bij vergelijking der prijzen blijkt, dat het gas voor verlichting alleen in de electriciteit een gevaarlijken tegenstander heeft. Daar echter gas- en electriciteitsbedrijf als regel aan de gemeente, d.w.z. aan eenzelfden eigenaar toebehooren is een concurrentie (die toch bij gescheiden bedrijven meermalen plaats heeft) natuurlijk uit den booze.

Voor kolen worden petroleum en vaste brandstoffen reeds gevaarlijke mededingers.

Voor verwarming komt het gas t.o.v. den vasten brandstof vooral in aanmerking tengevolge van de voordeelen verbonden aan het snel op temperatuur brengen van een kamer en de geringere verliezen, die daarbij optreden. Ook het gemak en de zindelijkheid werpen hierbij gewicht in de schaal.

Bij een zuivere vergelijking der prijzen zonder meer, bij langdurig gebruik, is de vaste brandstof in het voordeel.

Bij de vaststelling van den prijs voor lichtgas behoeft men derhalve met de concurrentie weinig rekening te houden; wel echter voor kookgas en in de eerste plaats voor verwarmingsgas.

Voor het industriegas kan men geen bepaalden concurrentieprijs vaststellen, daar dit tegen verschillende tegenstanders te kampen heeft.

Het ligt dus voor de hand daarvoor ieder geval op zichzelf te beschouwen en demogelijkheid te openen, met industrieelen afzonderlijke

contracten aan te gaan. zooals de electriciteitsbedrijven dit reeds altijd gedaan hebben.

De speling, die men in den prijs heeft, wordt weer bepaald door de vaste en de veranderlijke kosten.

Bij de genoemde fabriek kan men, om een goede klant er bij te winnen in het uiterste geval gaan tot het bedrag der veranderlijke kosten, dat is 10 cent per M 3,

Men zal dit echter alleen doen indien tengevolge van een gunstige verdeeling over het jaar, het gasverbruik niet te veel vraagt van het productievermogen der fabriek, of deze onvoldoende belast is, bijv. tengevolge van verlies aan afzetgebied door de electriciteit.

Beschouwt men den kostprijs en den concurrentieprijs in onderling verband, dan blijkt het kookgas goedkooper geproduceerd te kunnen worden, terwijl het kookgas, doch vooral het verwarmingsgas goedkooper geleverd moeten worden dan het lichtgas.

Vóór den oorlog heeft men dit vraagstuk daarom vaak opgelost door een tweemetertarief.

Men plaatste een afzonderlijken meter voor het lichtgas en een afzonderlijken meter voor kookgas en verwarmingsgas.

Thans echter zijn de prijzen der meters zoo hoog, dat, bij een daarmede overeenkomende meterhuur, deze voor den verbruiker het voordeel, verbonden aan de prijsvermindering geheel opheft.

Bedraagt de prijsvermindering 3 cent en de meterhuur (van een grooten meter, waarop een geijser aangesloten kan worden) 90 cent, dan moet men 30 M 3 per maand gebruiken, voordat het voordeel begint.

Ook is dit systeem, waar thans meer en meer tot electrische verlichting wordt overgegaan, moeilijk meer door te voeren.

Indien echter meer de aandacht wordt geschonken aan de voordeelen gelegen in het meerverbruik aan gas over eenzelfden meter, dan dringt zich als vanzelf de regeling op van prijsvermindering boven een bepaald minimumverbruik overeenkomstig den vrijwel algemeenen regel, dat een grootverbruiker reductie ontvangt.

Dit geldt hier nog te meer omdat met meerder gebruik meestal gepaard gaat een meer gelijkmatige verdeeling van het gasverbruik over het geheele jaar en over het etmaal, daar