waardevolle producten uit verkregen zijn. De afzet voor de waardevolle producten is heel wat minder geworden, daar de kleurstofindustrie van Duitschland een enorme concurrentie heeft gekregen in de Engelsche en Amerikaansche, terwijl deze beide landen veel meer teer zijn gaan winnen. Vermoedelijk zal er dus een overmaat komen van teerdestillaten, waardoor ook de niet gedestilleerde teer als brandstof zal kunnen dienen. Een koopje zal teer echter niet zijn, daar zijn verhouding iin verbrandingswaarde) tot stookolie zeer nauwkeurig bekend is en dus zeer hooge prijzen van teer moeten volgen, als die voor de olie zoo hoog blijven.

Vermoedelijk zullen de teerprijzen weldra in de buurt van ƒ 100,— per ton komen, iets waarvan men vroeger niet gedroomd zou hebben. Eigenlijk komt het verstoken van teer en stookolie onder stoomketels niet te pas, daar de allerbeste stoommachine nog onder de 20 O/o rendement blijft, terwijl een goede Dieselmotor, waarin stookolie en prima teerolie ook verbruikt kunnen worden, zelfs tot over de 40 O/o kan gaan. De hooge stookloonen voor de stoomketels maken echter het aanbrengen van een mechanisch werkenden stoker noodzakelijk en dit kan veel gemakkelijker gebeuren voor een vloeistof dan voor vaste brandstof, tenminste als deze niet zeer fijn verdeeld is. Vooral voor schepen wint de vloeibare brandstof dagelijks veld en kan ook de teerolie van groot belang worden.

(?&!)

Verhoogd gebruik van stookolie. Vooral in N.-Amerika is het verbruik van stookolie voor schepen zoo sterk aan het toenemen, dat de behoefte in 1920 geraamd wordt op 66.000.000 vaten van ongeveer 160 liter, zoodat dus N.- Amerika voor de vloot ongeveer 8.500.000 ton

zal verbruiken, hetjieen een vijfde is van de geiieeie wereldproductie. Van de 720 schepen, die er thans in aanbouw zijn, worden er 636 voor het stoken van olie inéericht. Hoewel het nuttig effect van olie, als deze verbruikt wordt in Dieselmotoren, veel hooger is dan voor stoommachines, zijn er toch vele redenen, die het gebruiken van olie voor het stoken van scheepsmachines bevorderen. Eerstens neemt olie slechts 57 pet. in van de ruimte van een gelijkwaardige hoeveelheid steenkool en kan de olie geborgen worden in den dubbelen bodem van het schip, zoodat de laadcapaciteit der schepen sterk vergroot wordt. Het bunkeren gaat met olie vele malen sneller dan bij steenkolen, zoodat aan liggelden veel bespaard kan worden. Verder is er veel minder werkvolk noodig, daar het stoken bijna geheel automatisch gebeurt en van wegnemen der asch ook geen sprake is. Bovendien kan met olie een hooge druk verkregen worden gedurende vrijwel onbeperkten tijd, zonder dat er sprake is van fluctuaties, die altijd nadeelig werken op de ketels. De Amerikaansche regeering heeft voor het onderzoek naar de waarde van het oliestoken twee gelijke schepen gezonden naar Brazilië; het met olie gestookte schip deed er 21 dagen en 13 uren over en het met steenkool gestookte 24 dagen en 13 uren. Het eerste gebruikte 359 ton olie en het tweede 657 ton steenkool; verder bleek, dat de laadcapaciteit met 25 pet. vermeerderd was bij het eerste schip en dat er slechts 68 man voor den dienst noodig waren tegen 78 bij het andere. De werkingsstraal was door de olie met 30 pet. vergroot. Natuurlijk zal het sterke verbruik de prijzen nog sterker omhoog gaan jagen, zoodat er toch vrij snel weer een punt verwacht kan worden, waarop de prijs weer evenwicht zal brengen tusschen de beide concurrenten. C? •)

Gedrukt bij H. P. df. Swart ëk Zoon. te s-Gravenhage