en wij meenen niet te mogen nalaten de belangrijke opmerkingen en waarschuwingen in ons blad onder de aandacht van onze lezers te brengen.

Onder dit opschrift kwam op blz. 371 van het Centraal Verslag der Arbeidsinspectie over 1914 een opstel voor, dat ten doel had het gevaar van den electrischen stroom met spanningen, zooals deze in de industrieele ondernemingen meestal voorkomen, aan te toonen.

Blijkens de opgedane ervaring is echter de meening, dat een electrische stroom van zulke spanningen voor het menschelijk lichaam onschadelijk is en nooit den dood ten gevolge hebben kan, nog zoo verbreid, dat bij den grooten omvang, dien de toepassing der electriciteit heeft aangenomen, het van groot belang is op dit onderwerp terug te komen.

Vooreerst zij gewezen op het volgende staatje, dat een overzicht geeft van de ongevallen, in Nederland veroorzaakt door den electrischen stroom in de jaren 1909 tot en met 1918. De bijzonderheden van die ongevallen staan in de betreffende Centrale Verslagen der Arbeidsinspectie zooveel mogelijk gedetailleerd vermeld.

Uit dit staatje blijkt, dat het aantal der doodelijke ongevallen bij lage spanning grooter is geweest dan bij hooge spanning.

Alhoewel dit oppervlakkig aldus zou kunnen verklaard worden, dat in fabrieken of werkplaatsen de toegang tot de inrichtingen voor hooge spanning niet voor iedereen zoo gemakkelijk is als tot die voor lage spanning, zoo is toch daarvoor een meer belangrijke reden op te geven en wel de fatale invloed

van den electrischen stroom bij spanningen van 100—500 Volt op het hart.

In die gevallen, waarbij de oorzaak van den dood door den electrischen stroom niet toe te schrijven was aan een zware beleediging van een der organen van het lichaam, werd tot voor langen tijd en ook nu nog een tijdelijke stilstand van het hart aangenomen, die in den regel door kortere oflangere kunstmatige ademhaling opgeheven kon worden.

Aan het einde van de vorige eeuw werden echter op dat gebied nieuwe onderzoekingen ingesteld en talrijke proeven, genomen op dieren, bewezen, dat de dood door den stroom niet meer als een schijndood mocht aangenomen worden, maar dat deze veroorzaakt werd door een abnormale werking van het hart.

Jaar Lage spanning: tot 300 Volt tegen aarde Hooge spanning: boven 300 Volt tegen aarde Totaal Verwonding j Dood Verwonding Dood 1909 8 ' 2 10 1910 21 1 – ■ 1 22 1911 18 1 – 18 1912 13 – 13 1913 27 ! 3 4 34 1914 25 4 2 31 1915 36 5 2 43 1916 51 4 1 56 1917 56 3 1 60 1918 51 5 6 1 63 306 24 14 6 350

De onderzoekers Prévost en Batelli, die ook reeds in dit verband genoemd werden in het bovengenoemde opstel, leverden door die proeven het bewijs, dat onder de omstandigheden, waaronder de electrische stroom in de industrie en het huiselijk leven gebruikt wordt, dus bij spanningen van 110—300 Volt, de dood in de meeste gevallen veroorzaakt is geworden, doordat het hart tengevolge van den stroomdoorgang in een toestand gebracht werd, waarbij de hartkamers niet meer haar normale rythmische beweging van het pompen met afwisselend uitzetten en samentrekken verrichten. De kamers namen integendeel een fladderende beweging aan, waardoor de regelmatige kringloop van het bloed opgeheven werd. En nu is juist de noodlottige factor, welke hierrnede gepaard gaat, deze, dat die fladderende beweging bij de grootere dieren, zooals kat, hond, paard en ook bij den mensch blijft voortduren, ook na opening van de stroomketen. Het hart komt niet meer in zijn normalen toestand terug; de bloedsomloop wordt tot stilstaan gebracht en het einde is de dood.

Bij den dood van een mensch door den stroom is het uit den aard der zaak onmogelijk na te gaan, hoe groot de stroomsterkte is geweest, welke door het lichaam of een zijner deelen heeft gecirculeerd, doch bij proeven met dieren hebben zich spanning en stroomsterkte wel laten bepalen, en uit deze proeven is het opmerkelijk resultaat verkregen, dat juist bij de gebruikelijke spanningen van 110—220—300 Volt de stroom, indien deze bij een bepaalde sterkte door het hart gaat, daaraan een fladderende beweging bezorgt.