Bij gebruik van wisselstroom schijnt een veel kleinere stroomhoeveelheid noodig te zijn voor het veroorzaken van den dood, dan bij gelijkstroom. In het bovengenoemde opstel werd bij wisselstroom rond 0,1 Ampère genoemd als sterkte, waarbij de dood intrpedt, indien de stroom het hart treft.

Med. Dr. H. Boruttau, te Berlin, haalt in zijn mededeeling, voorkomende in de Electrotechnische Zeitung van 1918 No. 9 (uit welke mededeeling veel van wat belangrijk is hier overgenomen is) aan, dat een wisselstroomsterkte van 100 milli-Ampère reeds voldoende was, om een hond van middelbare grootte te dooden, terwijl voor gelijkstroom hier 0,4 a 0,5 Ampère noodig zoude geweest zijn.

Bij wissel- of draaistroom is de invloed, dien de frequentie uitoefent, van buitengewoon groot gewicht. Nu is het merkwaardig, dat door de proeven eveneens is aangetoond, dat het juist de meest voorkomende frequentie van onze stroomnetten nl. die van 50 perioden per seconde is, welke voor het lichaam het meest gevaarlijk is.

Bij een betrekkelijk grootere frequentie moet de stroomsterkte, welke het hart beïnvloedt, veel grooter zijn om den dood te veroorzaken, terwijl het bekend is, dat de hoog-frequente Teslastroomen geen nadeelige gevolgen op het lichaam uitoefenen. Evenmin is dit het geval bij condensator-ontladingen.

De proeven toonden verder aan, dat bij de gewone frequenties onzer draaistroominstallaties de physiologische werking van den electrischen stroom, nl. het fladderen der hartkamers, niet toeneemt met de spanning; integendeel vermindert bij opvoering van de spanning boven 500 Volt het gevaar van het fladderen en zelfs kon bij kleine dieren bij een spanning van 1200 Volt geen fladderen meer aangetoond worden. Deze omstandigheid gaf Prévost en Battelli aanleiding om te onderzoeken, hoe een hart, dat in fladderende beweging is gekomen, weder tot normale werking zou kunnen gebracht worden, en werkelijk hebben zij kunnen aantoonen, dat het fladderen van het hart door onderwerping aan een stroom van zeer hooge spanning kan beëindigd worden, mits die toepassing binnen het vierde deel van een minuut na het ongeval kan geschieden.

Hetzelfde effect schijnt eveneens verkregen te worden door het lichaam aan een krachtige condensator-ontlading te onderwerpen. Hoe

dit ook zij, de tegenwoordige stand der wetenschap geeft nog geen enkel middel aan, dat in dergelijke gevallen practisch toe te passen is.

Wel zijn er middelen aan de hand gedaan, maar deze zijn van zoodanigen chirurgischen aard (het blootleggen van het hart, om daarop de massage uit te oefenen, het inspuiten van een bepaalde zoutoplossing direct in het hart door den borstwand heen, enz.) dat daarvan voorloopig niet veel te wachten is.

Uit het bovenstaande blijkt, dat bij fladderen der hartkamers geen redding meer mogelijk is; het is hier geen schijndood doch een werkelijke dood. In zoo’n geval zal dus ook de toepassing van de kunstmatige ademhaling, hoe lang men die ook voortzet, geen resultaat hebben.

De practijk heeft dan ook in menig geval geleerd, dat gedurende uren de kunstmatige ademhaling zonder succes toegepast is geworden. Dit moet echter niet leiden tot de onthouding van deze methode op personen, die door den electrischen stroom van lage spanning bewusteloos zijn geworden. Hoe dikwijls is het voorgekomen, dat door die kunstmatige ademhaling wel een verongelukte in het leven behouden werd.

Het is toch de eenige krachtige poging, die men kan aanwenden en indien de bewustelooze niet zoodanig getroffen is, dat het fladderen van het hart en een daarmede gepaard gaande stilstand van den kringloop van het bloed er het gevolg van was, bestaat alle kans, dat juist door die kunstmatige ademhaling de levensgeesten weer opgewekt worden.

Bij personen, bewusteloos geworden ten gevolge van een aanraking met een electrischen stroom van hooge spanning, b.v. van 1000 Volt af, zal de kunstmatige ademhaling in den regel een gunstig resultaat hebben.

Hierbij toch is geen sprake van fladderen der hartkamers en als gevolg daarvan van het ophouden van den kringloop van het bloed; hier is veeleer een toestand ingetreden, waarbij het hart nog slechts zeer zwak slaat, of tijdelijk opgehouden heeft te slaan. Door de kunstmatige ademhaling komt het hart dan, zelfs na 1 of 2 uur, in normalen toestand terug. Het hart bevindt zich dan onder dezelfde omstandigheden als bij verstikking, verdrinking of vergiftiging door gas.

De ervaring heeft in menig geval bewezen, dat een aanraking met een geleidingsdraad van