inwendig grondig te doen inspecteeren en eventueel inwendige lekkages te laten bijwerken. Men heeft er bij een dergelijke inspectie verder op te letten, dat de buitenwanden van den ketel goed van roet gereinigd zijn, daar dit, meer dan ketelsteen, het doorvoeren der warmte belet.

Ten slotte wil ik er U nog op wijzen, dat van de drie factoren, die de oeconomie bepalen, de eerste in het algemeen beteekenen kan een voordeel uitsluitend voor den eigenaar der installatie, terwijl de laatste twee factoren beteekenen een bezuiniging aan brandstof, wat met het oog op de tegenwoordige kolenvoorziening van het grootste belang is.

(Toejuiching).

De Voorzitter. Namens de Vergadering zeg ik den heer Wirtz dank voor zijne mededeelingen.

Het lijkt mij het beste, dat wij discussie over de verschillende onderwerpen uitstellen tot het oogenblik, dat de geheele serie van deze voordrachten afgeloopen is, omdat de verschillende onderwerpen natuurlijk telkens in elkaar grijpen.

Ik geef thans het woord aan den heer Blaauw, Voorzitter van het Stembureau, voor het mededeelen van den uitslag der verkiezing van een Bestuurslid.

De heer J. N. Blaauw, t. (Voorzitter van het Stembureau).

De uitslag van de stemming ter verkiezing van een Bestuurslid is aldus.

Op de presentielijst is geteekend door 158 stemhebbende leden.

Uitgebtacht zijn 115 stemmen, waarvan 1 van onwaarde en 7 blanco, zoodat het aantal geldige stemmen 107 bedraagt; volstrekte meerderheid 54.

Van de 107 stemmen verkregen de heeren: W. Niermeyer, t. (Ar«/ter«) 54; J Bolt (Assew) 19; Dr. F. VAN Oostrom Meyjes 12, J. Ph. Bruinwold Riedel (Utrecht) .8; W. F. Peeters (Oudenbosch) 5; A. E. Stijkel (Krabbendijke) 3; en de heeren O. S. Knottnerus (/?o//ej-daw), H. J. Loggers (Wormer), Th. van Mierlo (Tilburg) J. van der Myle (Lefde«), E. E. van Rhijn (Hoorn) en J. H. Schenke (Voorburg), ieder 1 stem, zoodat gekozen is de heer Niermeyer.

De Voorzitter. Ik kan den heer Niermeyer niet vragen, of hij de benoeming aanvaardt, want hij is wegens beroepsbezigheden naar Arnhem moeten vertrekken. Hem zal dus van zijn benoeming worden kennis gegeven.

Het woord is thans aan den heer Hijmans voor zijn voordracht over:

Bezuiniging door gebruik van afvalwarmie en van afgewerkte stoom.

De heer E. Hijmans, w. i. (s-Gravenhage.) Mijne Heeren! Bij het gebruik van afval-energie in gasfabrieken, onderscheid ik verschillende bronnen van energiewinst, te weten:

1. De warmte van de rookgassen.

In Het Gas van November 1918 zijn mededeelingen gedaan over de in het jaar 1916 op de gasfabriek Trekvliet te ’s-Gravenhage geinstalleerde rookgassenketel, geplaatst in het rookkanaal eener batterij van 6 verticale ovens.

Een dergelijke ketel is in het jaar 1919 opgesteld op de fabriek Loosduinsche Weg achter eene batterij van 4 verticale ovens.

Bekent men 15*'/o ondervuring en 10 rookgassen per KG. ondervuring met een soortelijke warmte van 0,37, dan is de warmte, door de rookgassen bij een temperatuur van 500— C. afgevoerd, gemakkelijk vast te stellen.

In den stoomketel worden de gassen tot 200— 250° C. afgekoeld.

Bij deze temperaturen mag men slechts met een lage warmteovergangscoëfficiënt rekenen, ongeveer 10 d 15 Cal. per NH V.O. per graad gemiddeld temperatuurverschil tusschen gassen en water.

Op deze grondslagen is de eerste ketel gebouwd met 250 V.O. en de tweede met 170 M 2, geheel ondergebracht in pijpenbundels.

Waar geen ventilatoren voor het onderhouden van den trek gebruikt worden, moet de vrije pijpdoorsnede ruim gehouden worden, de pijpen zelf echter niet te wijd, om de warmteoverdracht van gassen op pijpoppervlak niet ongunstig te beinvloeden.

De ketels hebben ruimschoots aan de verwachtingen beantwoord.

Terwijl bij de eerste uitvoering geraamd was een stoomproductie van 3 KG. per M 2 V.O. per uur en bij de tweede reeds 5 KG., is bij proeven van eenige uren bereikt 8,8 en 8,25 KG. (zij het bij vrij hooge rookgastemperaturen).