de warmte der gloeiend vallende cokes op te vangen.

Blijft men zooveel mogelijk in de lijn der in gebruik zijnde bluschmethoden, dan ligt het voor de hand de daarbij ontwikkelde stoom op te vangen en te benutten op de wijze als bijv. voor wasemwarmte in brouwerijen is uitgevoerd door F. Muller, w.i. in de Amstelbrouwerij {De Ingenieur, 18 Aug. 1917).

Men zou daartoe de De Brouwer’s goot moeten afdekken en van een zuigventilator voorzien, die de stoom afzuigt naar een condensator-voorverwarmer, waar de warmte wordt gebruikt voor heetwaterbereiding.

De Amsterdamsche installatie bereikt daarbij een nuttig effect van niet minder dan 960/o.

De uitvoering stuit echter af op groote practische bezwaren.

Eene afdekking uit plaatijzer is in korten tijd verdwenen, gietijzer is te zwaar en bovendien ongeschikt wegens de vele temperatuurwisselingen, eterniet te onsterk. Wellicht ware zwaar vertind plaatijzer bruikbaar, maar zeker niet goedkoop.

Moeilijk zal de constructie zoo te maken zijn, dat ze voldoende dicht is en blijft, zoodat de stoom niet overal heen een uitweg vinde, behalve naar den ventilator, hoe hard die ook zuigt.

Deze moeielijkheden worden vermeden, inzien de gloeiende cokes zonder voorafgaande blussching snel getransporteerd wordt naar een speciaal gebouwde koelruimte, vanwaar de warmte door een gasvormig medium wordt weggeleid naar een naastgelegen stoomketel. De cokes koelt in die ruimte langzaam af en wordt daar dan op gezette tijden uit verwijderd.

Door de snelheid van afkoeling te doen aanpassen aan de periodiciteit der cokesaanvoeren is toch een gelijkmatige stoomproductie te verkrijgen.

Installaties volgens deze beginselen, zijn volgens de octrooien van Gebr. Sulzer te Winterthür met succes uitgevoerd en eenige onzer fabrieken hebben de aanschaffing hiervan in ernstige overweging genomen.

Eene oppervlakkige berekening (bevestigd door eenige eenvoudige metingen bij ruwe bluschproeven) leert, dat bij een cokestemperatuur van 1000° C. deze ongeveer 300 -350 cal. per K.G. bevat, zoodat per ton kolen de beschikbare warmte te stellen is op 200.000—250.000 caloriën.

Bij een nuttig effect der installatie van b. v. 65 O/o ware daarmede te verkrijgen ca. 300 K.G. stoom van 10 atm. per ton cokes.

Voor een batterij van 6 verticale kamerovens (elke oven 6 kamers a 2300 K.G.), waarin per 24 uur worden verwerkt 124000 K.G. kolen komt men dan tot eene mogelijke stoomproductie van 25000 K.G. per etmaal.

Bij 250 werkdagen der installatie op capaciteit is de besparing aan brandstof alleen per jaar minstens ƒ 25000,—.

Daarbij mag worden verwacht, dat de installatie aan onderhoud en vernieuwing veel minder kosten zal meebrengen dan de in dat opzicht zoo beruchte De Brouwer’s kettingen en goten.

Het aanlegkapitaal wordt ruwweg geschat op ongeveer ƒ 150000, .

In bestaande fabrieken zal het veelal moeilijk zijn de inrichting in de voorhanden cokestransportwegen in te schakelen zonder groote extra kosten, doch vooral bij nieuwe projecten verdient deze zaak groote aandacht.

Zelfs al mochten de directe geldelijke voordeelen niet zeer tastbaar blijken te zijn, ook dan nog is het van het grootste belang door dergelijke middelen naar vermogen mee te werken tot belangrijke brandstof besparingen.

Het aanzien van het gasbedrijf als technisch wetenschappelijke energieindustrie kan daardoor slechts toenemen.

3. De warmte-verliezen in de watergasfabriek.

In de watergasfabriek gaan tijdens den blaasgang 1,5—2 M». verbrandingsgassen per M». watergas met temperaturen van 400- 900° C. den schoorsteen in.

Die gassen bevatten dan bij blauw gas nog een aanzienlijk gehalte CO, hetwelk onverbrand ontwijkt, terwijl in de derde plaats tijdens den gasgang het watergas zelve met hooge temperatuur door koelers heen wordt gezonden, om daar zijn warmte nutteloos af te geven.

De volgende warmtebalanzen van eenige blauwwatergasprocessen geven een denkbeeld van de grootte dezer verliezen, uitgedrukt in percenten der in de grondstoffen toegevoerde energiehoeveelheden.

De totale onder è), c) en d) genoemde verliezen bedragen dus 16 a 30 O/q der toegevoerde energie, het proces is lang niet ideaal.

Bij carburatie is de toestand belangrijk beter. De naverbranding der blaasgassen in carburator en oververhitter doet het CO gehalte tot