kelijk werd de temperatuur van het gas, alsmede van het watergasteer, door middel van een stoomleiding opgevoerd tot 28 30" C. De practijk heeft echter geleerd, dat deze temperatuursverhooging van weinig of geen belang is voor de naphtaline-absorptie van het watergasteer ■), zoodat deze verwarming, althans gedurende de zomermaanden, achterwege kan blijven, waardoor een niet geringe hoeveelheid stoom wordt bespaard.

Eenige naphtaline-bepalingen in het gas aan den uitlaat van den naphtaline-wasscher verricht volgens de bekende methode van Rutten -), gaven de volgende resultaten :

Voorts werd op verschillende dagen het naphtaline-gehalte van het geheel gezuiverde kolengas bepaald.

Watergasteer + naphtaline. Soort. Gew. 15° C. Verschil in Soort. Gew. 5 gew. o/,| 10 „ "'ü 1,027 ) 1.032 ) 1.033 ( 0,005 0,007 15 „ '*/o 1,035 i 0,002 20 „ 'J/o 1,037 1 0,002

De naphtaline-wassching bleek dus voldoende te zijn, te meer, daar aan het kolengas onge-

Temp V. h. gas v. d. uitlaat. Naphtaüne in Gr p. 100 M-\ 29“ C. 4,2 250 C. 4,8 24° C. 6,2 24“ C. 5,1

veer 40 O/'o watergas wordt toegevoegd, waardoor het naphtaline-gehalte van het menggas daalt beneden het toelaatbare maximum van 4 G. naphtaline per 100 Mil gas i^).

Daar het soortelijk gewicht van watergasteer door opname van naphtaline toeneemt, werd aanvankelijk gedacht, dat in deze stijging een

') Gill, loc. cit.

Temp. V. h. gas. Naphtaline in Gr. p. 15° C. 4,2 16° C. 4,8 15° C. 5,1 15° C. 5,6

J. Rotten, t. Het Gas 1908, 449, ook Prof. G. A. Brender a Brandis, t.. Scheikunde van het Gasbedrijf, blz. 117.

E. ScHLUMBERGER, J. f. G. 1912, 1257; ook Bunte. J. f. G. 1920, 181.

eenvoudige graphische methode gevonden was voor de controle van het naphtalinegehalte van het teer. Voor de practijk echter bleek een dergelijke methode te subtiel, daar eerst bij een naphtaline-gehalte van 20 het soortelijk gewicht van het watergasteer in de tweede decimaal veranderde. Een overzicht van deze stijgingen in S. G. volgt hieronder:

Het spreekt vanzelf, dat van een dergelijke methode moest worden afgezien, te meer daar het watergasteer in den naphtaline-wasscher eenige procenten water opneemt.

Goede resultaten werden hier verkregen, door het watergasteer aan gefractioneerde destillatie te onderwerpen. Hoewel de grootste hoeveelheden naphtaline bij een dergelijke destillatie als zoodanig overdesrilleeren, blijft toch nog een klein gedeelte in de anthraceenoliefractie opgelost. Hierdoor is de bepaling niet geheel nauwkeurig.

Om het naphtalinegehalte van het watergasteer nauwkeurig te bepalen, wordt hier gebruik gemaakt van de methode van Knublauch, l) welke voor dit speciale doel in eenigszins gewijzigden vorm wordt gevolgd;

In een maatkolfje van 100 cM'k weegt men 2—3 G. van het te onderzoeken watergasteer af en vult met alcohol van 98 % aan tot de maatstreep. De inhoud van de maatkolf wordt goed gemengd en daarna wordt hiervan 5 afgepipeteerd in een destillatiekolfje. Men voegt nu 15 cM3. van een 4 0/,}-alcoholische pikrinezuuroplossing toe. Van den inhoud van de kolf wordt 5 cM'l afgedestilleerd. Bij de overgeblevene 10 cM3. voegt men 90 cM3. 0,3 0/q-ige waterige pikrinezuuroplossing. Voor het affiltreeren laat men ongeveer een uur staan. Men filtreert door een gehard filter (Schleicher u. Schüll, N“. 575) en wascht kolfje en filter na met 0,3 % pikrinezuuroplossing. Het

') Dr. O. Knublauch, J. f. G. 1918, 134 e. v.