Rapport omtrent centrale gasvoorziening in de provincie Limburg,

door Dr. L. J. Terneden en W. J. H. Bauduin, c. i.

Amsterdam „ , Maastricl,f

Aan Heeren Gedeptiteerde Staten van Limburg. Maastricht.

INLEIDING.

Ons werd door Uw College bij brief validen 4den April j.1.. Ij» 33LS/10 H, 2e Afd., opgedragen een onderzoek in te stellen, of in de provincie Limburg eene gasvoorziening op provincialen grondslag kan ingericht worden en meer in het bijzonder met betrekking tot de volgende vragen ;

10. Is eene centrale gasvoorziening in Limburg uitvoerbaar en rendabel, hetzij deze de geheele provincie omvat, hetzij een gedeelte daarvan:

20. Zoo ja, verdient het uit technisch en oeconomisch oogpunt aanbeveling, deze gasvoorziening in te richten op den voet van een provinciaal bedrijf, dan wel moet de voorkeur gegeven worden aan exploitatie door een N.V., waarbij de provincie en de belanghebbende gemeenten betrokken zijn en waarvan de leiding bij de provincie berust.

Wij hebben ons van deze opdracht gekweten en hebben de eer daaromtrent hierbij het gevraagde, uitgewerkte rapport uit te brengen.

EERSTE DEEL

Eene centrale gasvoorziening van de provincie Limburg zoude kunnen plaats hebben van uit een of meer bestaande of te stichten gasfabrieken of van uit een of meer bestaande of te stichten cokesbedrijven, die het gas als bijproduct maken, of door eene combinatie van beide wijzen van voortbrenging.

Wegens het algemeen bekende feit, dat tegenwoordig de zelfkostende prijs van het gas, in de gasfabrieken geproduceerd, tengevolge van de duurte van grondstoffen en materialen en wegens de hooge salarissen en loonen zeer hoog is, achten wij het oeconomisch

onmogelijk eene centrale gasvoorziening van uit de bestaande gasfabrieken te doen plaats hebben.

Bij de gasfabriek der gemeente Maastricht, de grootste van Limburg, was in 1920 de zelfkosteiide prijs van het gas per M" geleverd in den gasmeter bij den verbruiker ongeveer 22 cent.

Wel zoude de productieprijs dezer fabrieken, tengevolge van het groote debiet over het wijdere afzetgebied, aanmerkelijk dalen, maar daartegenover zouden de distributiekosten van het gas, wegens de rente en afschrijvingen van de kosten der transportbuizen en de nieuw aan te leggen distributienetten, zoodanig toenemen, d;it de prijs, waartegen de afnemer het gas zoude moeten betalen, te hoog zoude worden om met succes te kunnen concurreeren tegen den prijs van vaste brandstoffen, om het gas vooral bij een landelijke bevolking ingang te doen vinden.

Immers, daar vooral in Limburg electrische stroom voor licht en kracht tegen vrij voordeeligen prijs verkrijgbaar is of w-eldra zal zijn, zal het gas nagenoeg alleen voor koken en verwarming gebruikt worden.

Het stichten van nieuwe centrale gasfabrieken zoude zeker geen betere resultaten opleveren, omdat, al werden daarbij de nieuwste vindingen toegepast, de aldus te verkrijgen besparingen op de productiekosten niet zouden opwegen tegen de grootere kapitaallasten, welke op deze nieuwe fabrieken, in vergelijking van de oude, die gebouwd zijn in de tijden, toen alles veel goedkooper was, zouden drukken.

Daarbij zoude waarschijnlijk komen, dat de grootere gemeenten, die reeds een eigen gasfabriek hebben, zich niet bij de centrale gasvoorziening zouden aansluiten en aldus de beste afnemers zouden verloren gaan.

Geheel anders is het vraagstuk, indien het gas voor de centrale gasvoorziening kan betrokken worden van bestaande of nog te stichten cokesbedrijven, die dit als bijproduct verkrijgen.

Deze bedrijven kunnen het gas alleen zelf benutten en nog wel dikwijls slechts gedeeltelijk, tot het stoken van de stoomketels, noodig voor de eigen of annexe bedrijven, of tot voeding