Het nuttig verbruik van de warmte is dus onder gelijke omstandigheden bij het waterstofmenggas het hoogste, dan volgen zuiver koolgas en luchtmenggas als onderling gelijk, in de derde en vierde plaats komen generatoren rookgasmenggas.

Uit dit alles ziet men, dat aan de calori in het waterstofmenggas verreweg de hoogste waarde moet worden toegekend, hooger ook dan die van de calori in het zuivere koolgas.

Koolgas warmteverlies verdund met in cal. warmteverlies in % warmteverlies ten opzichte van het op JDO gestelde warmte» verlies van het watergasmengsel H). watergas 325 8,1 100 lucht 338 8,5 105 generatorgas 346 8,6 106 rookgas 353 8,8 109

Bij het verdunnen van het koolgas met watergas hebben derhalve zoowel de gasfabriek als de gasgebruiker uitsluitend voordeel.

Overigens blijkt uit het aangevperde wel duidelijk, dat de calorische waarde in geen geval uitsluitend de maatstaf mag zijn voorde waardebepaling van een gas ; het gehalte aan onbrandbare bestanddeelen moet ongetwijfeld daarbij in aanmerking worden genomen. Bovenal speelt ook de scheikundige samenstelling van de brandbare bestanddeelen een verre van onbelangrijke rol. Van technisch standpunt is bijvoorbeeld een hoog kooloxyde-gehalte slechts voordeel, omdat kooloxyde na acetyleen de hoogste vlamtemperatuur heeft. Daar staat echter tegenover, dat het betrekkelijk langzaam verbrandt en dat het daardoor de versnellende werking op de verbranding van het waterstof ten deele weder opheft, hetgeen voor gasmotoren van belang is. Naar aanleiding van hetgeen ik te berde heb gebracht, zal misschien bij velen de vraag opkomen : hoe komt het dan,dat in de practijk zoo vele gasgebruikers daarover klagen en liever weer rijk gas willen hebben? Het antwoord op deze vraag is niet moeilijk te geven. De gasverbruiktoestellen, branders, kookapparaten en kachels zijn alle voor gebruik met rijk gas ingericht en moeten voor arm gas eerst zaakkundig geregeld worden; bij dat regelen wordt echter dikwijls vrij erg gezondigd. Het met watergas verkregen menggas van 4000 cal. vereischt slechts drie vierde van de voor rijk koolgas van 5000 cal. noodige luchthoeveelheid, men moet dus de lucht-

toevoer-openingen aan de Bunsenbrander dienovereenkomstig verkleinen. Bovendien echter moet de does eenigszins verwijd worden, omdat het menggas een hooger soortelijk ge, wicht heeft dan het koolgas. De Buunenvlam van het arme gas is, ten gevolge van de geringere hoeveelheid verbrandingsgas slechts drie vierde maal zoo groot als die van het rijke gas. Wil men nu niet meer van het arme gas gebruiken dan van het rijke gas, dan moet men de gloeikousjes kleiner maken, de vlam van het comfoor dichter bij den panbodem brengen en de verhittingsruimten van de industrieovens kleiner maken dan bij rijk gas. Hierover eenige cijfers.

Bij den staanden AuER-brander mag tegenwoordig de magnesiastift van de branderkant tot de vorkholte slechts 65 tot 70 m.M. lang zijn in plaats van 80 m.M. zooals voor rijk gas. Bij de JuwEL-brander is de hoogte slechts 55 tot 60 m.M. (vroeger 60 tot 65). Branders voor hangend licht vereischen bij arm gas de volgende afmetingen van de gloeikousjes, gerekend van het asbest tot het laagste punt: Branders van 100 H.K. gloeikouslengte 35 m.M.

„ „ 50 „ „ „ 25 „

„ „ 25 „ „ „ 18 „

Houdt men zich aan deze afmetingen en stelt men gas en lucht in de juiste verhouding in, dan is het warmteverbruik per kaars en per uur voor het arme gas minder dan voor het rijke gas. Volgens mijne metingen verbruikt men bij den GRAETZiN-brander per kaars en per uur 4,3 calori als rijk en 3,9 calori als arm gas wordt gebrand, zoodat men in het laatste geval 10 0 (1 aan warmte spaart. Het sterkst komt de voorrang van arm gas tot uitdrukking-bij hangend persgaslicht; hier lukt het door weloverwogen instelling het nuttig effect in vergelijking tot rijk gas omstreeks 35 hooger te maken, zoodat niet alleen het wafmteverbruik, maar ook het gasverbruik per kaars en per uur voor arm gas lager is dan voor rijk gas, een bewijs voor de juistheid van de theoretische beschouwingen.

Met gascomforen is het niet anders! Vroeger bedroeg de afstand van den panbodem tot den branderkop ongeveer 20 m.M.; bij het arme gas mag men 5 m.M. nauwelijks overschrijden ; de panbodem moet slechts 1 tot 2 m.M. , groene vlamkern liggen. Met het rijke gas van voor den oorlog bedroeg het nuttig effect van gascomforen