stokerij stond, kon de sleepketting hier de cokes niet naar het verdeelhuis transporteeren en was men aangewezen op bovengenoemd transport.

De benaming zegt bij dit transport reeds alles, het bestaat uit een wagen, welke op rails schuin omhoog wordt getrokken (+ 60 gr.).

De cokes, aangevoerd door sleepketting, valt in den wagen, wordt omhoog getrokken en bij een, op een bepaalde plaats aangebrachte, stootnok, valt de cokes door een z.g. onderlosser onder uit den wagen in den bunker.

De kolenelevatoren van beide fabrieken zijn vrijwel eender geconstrueerd en bestaan uit een ketting zonder eind, waarop bakjes op korte afstanden zijn gemonteerd. Aan deze bakjes zijn nokken bevestigd, die op leibanden glijden. Deze elevatoren transporteeren de kolen van de kolenbrekers (begane grond) naar een voorbunker boven in de stokerij en loopen vrijwel verticaal.

De kolentransportbaan (kabelbaan) der Westergasfabriek bestaat uit een staaldraadkabel zonder eind, waaraan een op rails loopende wagen, die door middel van een kleminrichting gekoppeld kan worden. Bij het klemmen van een stilstaanden wagen, sleept de kabel eerst nog door de klem, om daarna met een stoot den wagen mede te nemen. Doordat in den kabel een spaninrichting, uitgevoerd als lus waarin een zwaar gewicht hangt, aangebracht is, wordt de stoot grootendeels gecompenseerd.

De kolenconveyor van de Westergasfabriek is als volgt geconstrueerd.

Tusschen een dubbelketting, welkeniet,zooals bij de sleepketting, op leibanden sleept maar op wieltjes loopt, zijn bakjes draaibaar aangebracht, welke door een stootinrichting op een bepaalde plaats hun inhoud kunnen ledigen. Deze ketting loopt ongeveer voor de helft verticaal en overigens horizontaal.

Bij de kolenconveyor op Zuid loopen de kettingen ook op wieltjes, doch zijn de bakjes niet draaibaar aangebracht en sluiten op het rechte gedeelte tegen elkaar, zoodat het precies een loopende goot gelijkt met damwandjes op + 40 cM. afstand. De kolen worden hierbij op het eind, bij het terugkeerpunt van de ketting, eruit geworpen. Deze ketting loopt gedeeltelijk horizontaal en gedeeltelijk schuin omhoog t 30 gr.

De cokesconveyor op Zuid is eendergeconstrueerd, doch loopt alleen horizontaal.

De cokeslaadmachine op Zuid had vroeger een transportband; daar deze riem in het begin van

den oorlog kolossaal duur of bijna niet te krijgen was, is dit transport veranderd volgens het systeem der sleepkettingen. De cokes wordt door bunkerwagens aangevoerd. Onder in deze wagens is een schuif aangebracht, waardoor men de cokes op de sleepketting kan laten vallen, welke de cokes op de dekschuiten lost.

De kolenkranen op Zuid werken met 1 tons grijpers en lossen de kolen uit het schip in de wagons; deze wagons worden boven de reeds besproken conveyors in een kleine bunker geledigd (gekipt). In deze kranen doet dezelfde motor voor hijschen en rijden dienst en werkt met een z.g. drukschijf.

Onder de kraan is de stroomafnemer bevestigd, welke door een sleuf in den bodem loopt en stroom afneemt van ondergronds loopende geleiders.

De kolen- en cokes telpherbanen van Zuid zijn van gelijke constructie.

Aan bokconstructies van ± 15 Meter hoogte zijn één of 2 rails bevestigd, waaraan de wagentjes hangen. In en op het wagentje zijn de motoren en diverse weerstanden, schakelapparaten enz. geplaatst en in den wagen is tevens nog plaats voor den motordrijver. Er is één motor voor hijschen en één voor rijden ; deze motoren ontvangen hun stroom van een boven de rails loopenden geleider, door middel van een geïsoleerd, draaibaar opgesteld, veerend armpje, waaraan op het eind een bronzen wieltje zit. Aan deze wagentjes wordt, bij de kolentelpherbaan, een grijper of bak gehangen, welke laatste bij het ledigen gekipt wordt. Bij de cokestelpherbaan, hangt er een bak aan met z.g. onderlossers en brengt men de cokes van het cokesverdeelhuis, naar de belt of naar de cokes-silo, waaruit de reeds besproken bunkerwagens de cokes aftappen en verder naar de haven transporteeren.

De kolentelpherwagens transporteeren de kolen van belt naar kolenbreekhuis of omgekeerd.

De motoren van kolenkranen en telpherbanen zijn alle gelijkstroommotoren 440 Volt; alle andere motoren zijn draaistroommotoren 220 Volt. De motoren der telpherbanen zijn seriemotoren, die der kranen shurltmotoren. De andere motoren, opgesteld op in de tabel genoemde plaatsen, zijn wel geen transportmotoren, maar zijn toch opgenomen daar een overzicht van de kosten van diverse drijfwerken nog wel interessant is.