In achterstaande tabellen is aangenomen, dat voor 1 Pk. afgegeven aan de as van den motor 0,9 KW, ingevoerd moet worden, dus elke motor een werkingsgraad heeft van :

N = = 0,82. 900

Dit cijfer is voor groote motoren wel iets te laag en zal voor de kleine motoren ongeveer goed zijn.

Verder is bij de prijsberekening van de gelijkstroomtransporten een werkingsgraad van • den omvormer aangenomen van 0,8.

De Zuidergasfabriek verbruikt per jaar ongeveer 550.000 K.W.U. 300.000 K.W.U. betrokken worden van de G. E. W. Amsterdam en de overige K.W.U. in eigen Centrale worden opgewekt; de destijds betaalde prijs a 10 cent per K.W.U. is in de berekening, aangehouden.

Aan de Westergasfabriek wordt alle stroom van de G. E. W. betrokken; in 1920 geschiedde dit tegen 11 cent, welke prijs ook in de berekening aangenomen is.

Beschouwen wij de cijfers van de horizontaal sleepende transporten, kolen- en cokessleepkelting, dan blijkt, dat het hoogste nuttige gebruik 31,2 O/o bedraagt. Dit geldt voor de De Brouwer’s ketting A. der Zuidergasfabriek.

Deze ketting is iets gunstiger dan ketting B; dit vindt zijn oorzaak in het zwaarder belasten der ketting: 72,6 O/o ten opzichte van B 40 O/g.

De kolensleepkettingen hebben veel ongunstiger cijfers 11,8 en 19 O/g. Nu mogen we het als algemeen bekend beschouwen, dat cokes een veel grootere wrijving veroorzaakt en dat kolen zelfs een meer smeerende werking vertonnen, zoodat er natuurlijk een oorzaak moet zijn waarom bij deze transporten de cokeskettingen gunstiger cijfers geven.

Eigenlijk zijn er wel twee oorzaken, de eerste kunnen wij reeds vinden uit de tabel „snelheid van het transport per sec.”

De kolensleepkettingen hebben een snelheid van 1 meter per seconde, de De Brouwer’s ketting rond l/io gedeelte daarvan. Waar, zooals uit 11 blijkt, het grootste gedeelte van de verbruikte K.W.U. alleen voor het transport zelf opgeëischt wordt door de wrijving, is het van groot belang de transporten minder snelheid te geven en zwaarder te belasten. Dit is reeds gedeeltelijk met de cokessleepketting bereikt; om hier een gunstiger cijfer te halen, moet men zoo snel mogelijk chargeeren en daardoor de ketting zoo zwaar belasten als mogelijk.

om in dezelfde tijdseenheid het grootste quantum cokes te vervoeren; dan zullen de verliezen, of liever gezegd zal de hoeveelheid stroom, benoodigd voor het transport zelf, per HL. cokes geringer worden.

Een tweede oorzaak is, dat de cokes bijna altijd zooveel gebluscht wordt, dat de ketting grootendeels in het water loopt. Dat dit beslist gunstig op de wrijving werkt is goed te zien uit tabel 5 van kettingen A. en B. der Zuid.

Het K.W.U. verbruik bedraagt per uur voor ketting A. 4,5 en voor B. 2,6 KWU. Ketting A. loopt bijna voor de helft schuin omhoog en loopt zoodoende over dit gedeelte vrij droog. De wrijving tegen de leibanden neemt, bij het schuin oploopen der ketting af, maar toch vraagt de ketting vanwege het droogloopen weer meer arbeid, vandaar het groote verschil. Nu is echter ketting A. wel langer dan B. en zou bij gelijke lengte het verschil niet zóó groot zijn.

De arbeid, welke noodig is om de ketting in verticale richting te bewegen, krijgt men natuurlijk terug bij het neergaan.

Al werken de cokessleepkettingen reeds veel gunstiger dan de kolensleepkettingen, toch zijn de cijfers van deze transporten verre van gunstig.

Een sleepend transport, hetwelk een vrij gunstige werkingsgraad heeft (64,2 en 41,8 O/g) is de kolenelevator. Daar dit transport bijna verticaal loopt is dit niet te verwonderen, omdat de wrijvingsverliezen in de leibanden veel geringer zijn.

Dat de cokes-elevatoren minder gunstige cijfers geven, vindt zijn oorzaak in de cokes en tevens in het feit, dat de elevatoren geen geregelden aanvoer krijgen, de motoren minder belast zijn en hier dus hetzelfde geldt als reeds besproken bij de cokessleepkettingen. Onder 12 is duidelijk te zien, dat, als de motoren flink belast zijn en aangenomen ook, dat de motoren voor het transport berekend zijn, het nuttig gebruikte percentage (11) ook in de meeste gevallen een hoog cijfer is.

Er komen echter ook motoren in de tabel voor, welke onder 12 hooge cijfers als 115 en 117 O/ghebben (respectievelijk cokes laadmachine en kolensleepketting der Zuid) en onder 11 resp. 21 en 19 als nuttig gebruikt percentage hebben.

Hieruit volgt, dat deze motoren te klein zijn, wat ook weer duidelijk blijkt uit 5 (gemiddeld per uur toegevoerd vermogen „onbelast”) daar de kettingen onbelast, dus wanneer de motor