zijn bij de nog op* den eersten dag gehouden herstemming voor de verkiezing van 2 Bestuursleden uitgebracht 83 geldige stemmen, waarvan 54 op den heer J. Bolt, 48 op den heer A. VAN DER Stel, 31 op den heer C. L. Philips w.i. en 26 op den heer J. Ph. Bruinwold Riedel, zoodat beide eerstgenoemde heeren gekozen zijn, welke benoeming door den heer VAN der Stel wordt aangenomen, terwijl den heer Bolt, die afwezig is, de benoeming zal worden bericht.

Aangezien Vraagpunt 2: Brengt het belang van de gasfabrieken thans mede, dat één gasprijs gesteld zal worden voor licht- en kookgas? feitelijk op den eersten dag reeds aan de orde geweest en beantwoord is, wordt thans onmiddellijk aan de orde gesteld het derde Vraagpunt: Op welke wijze dienen oven-ofFertes gevraagd en beoordeeld te worden?

De heer J. Ph. Bruinwold Riedel, de steller van dit vraagpunt, wil de aandacht vestigen op de moeilijkheden, die zich bij het beoordeelen van oven-offertes voordoen, als men zich niet wil bepalen tot enkele oven-systemen, ten aanzien waarvan de cijfers vast staan op grond van de practijk. Aan een poging om te komen tot een zooveel mogelijk op gelijke leest schoeien van de offertes zijn groote moeilijkheden verbonden, gelijk door spreker nader uiteengezet werd. Spreker geeft aan de hand van berekeningen een beeld van de rentabiliteit van verschillende oven-systemen, dat z.i. eenigszins juist is en waarbij veelal blijken zal, dat de verschillen in hoofdsom van het aangebodene slechts van geringe beteekenis worden in vergelijking met de rentabiliteit van elk systeem, temeer wanneer men, hetgeen juist zou zijn, de rentabiliteitsverschillen weder kapitaliseert.

De heer W. K. M. de Kat Jr. t. deelt mede, dat z. i. bij de rentabiliteitsberekening wat betreft kolenverbruik en ondervuringpercentage cokesverbruik voor de vuren het best als eenheid kan dienen wat de caloriën eigenlijk kosten, terwijl de heer O. S. Knottnerus kapitaliseering van de rentabiliteitsverschillen zeer gevaarlijk achtte; een veel veiliger basis is na te gaan wat de resultaten zijn van ovens, welke hier en daar reeds gebouwd en eenige jaren in bedrijf zijn.

In de verdere discussie over dit punt, die eenigermate naar een zijpad afdwaalt, nl. de quaestie van de vaststelling der cijfers in de prac-

tijk, wordt nog door bovengenoemde sprekers gerepliceerd, waarna de Voorzitter als slotsom stelt; dat het niet eenvoudig is een conclusie te trekken, en dat hij alleen het advies zou willen geven om, als men zich ovens aanschaft, goed uit de oogen te zien.

Vraagpunt 4: Welke ervaringen heeft men opgedaan met het in huurkoop verstrekken van gasfornuizen, comforen, enz.? geeft den heer A. VAN DER Stel aanleiding om als zijn ervaring mede te deelen, dat het systeem van het in huurkoop geven van gasfornuizen en gascomforen zoowel in het belang van het bedrijf als van de consumenten is. De heer O. S. Knottnerus sluit zich hierbij aan, op grond van zijn in Indië opgedane ervaring. De heer Joh. Rook geeft te kennen, dat het systeem, van het in huurkoop geven van gastoestellen voor kleine fabrieken nog al wat administratieve moeilijkheden veroorzaakt bij het opmaken der balans, doch geeft toe, dat met het systeem goede resultaten bereikt worden.

Bij vraagpunt 5 : Zijn er proeven genomen omtrent het nuttig effect van de in den laatsten tijd in den handel gebrachte gascomforen : zoo ja, met welk resultaat? constateert de heer J. A. A. OcHTMAN, dat in den regel, naar algemeene ervaring, het rendement van gascomforen ligt tusschen 500/q en 60U/q. Blijkens mededeeling van den Voorzitter was deze, een tijd geleden bij met verschillende comforen genomen proeven tot hetzelfde resultaat gekomen.

Vraagpunt 6. Is het, in verband met de bepalingen van de Arbeidswet, mogelijk in continu bedrijf met drie stokers 700 a 1000 gas per etmaal te maken in een 5-retorten-oven (exhauster aanwezig)?

De bedoeling van het stellen van dit vraagpunt was, blijkens de toelichting van den heer H. J. Loggers, opheldering te krijgen over de vraag, hoe, met inachtneming van de bepalingen der Arbeidswet, een kleine fabriek met niet groote bergingsruimte en een gasproductie van 800 a 900 kan geëxploiteerd worden zonder dat alleen aan arbeidsloon de kostprijs van het gas aanzienlijk met 6 a 7 cent per M 3 belast wordt.

Volgens de schriftelijke mededeeling van den heer Joh. Rot en mondelinge uiteenzettingen van de heeren J. N. E. Teune Jr., Th. Ferkranus en Joh. Rook is men in andere plaatsen dan Wormer tot een oplossing gekomen, in overleg met de arbeids-