b. Volledige scheikundige verwerking.

c. Verkrijging scheikundige bijproducten voor de verbranding.

d. Electrocbemische verbranding onderstroomvorming na winning der bijproducten.

1. Sedert men weet, dat kolen en hiertoe wordt in het vervolg ook gerekend turf en bruinkolen, van vermolmde plantenstof komt, heeft men in het hoofdbestanddeel van die vaste plantenstof, de cellulose, de grondstof van de kolen, gezien.

Ook de wassoorten en harsen van plantaardigen oorsprong heeft men een zekere beteekenis bij de kolenvorming toegekend. n:, „„1 Tr ■

Dit schema II kan men lezen hoe men zich het ontstaan van de kolen in grove trekken voorstelde.

Schema 2. CELLULOSE-STAMBOOM DER KOLEN. Planten-Cellulose Wassen, Harsen 'i' Suikerachtige Stoffen Huminzuren i l Bitumen Bitumineuse kolen met | | I Furan-structuur \/

11. Volgens dit schema zou de plantencellulose eerst omgezet worden in suikerachtige stoffen, deze verder in donkergekleurde huminzuren, welke laatsten ten slotte humuskolen zouden vormen.

De wassen en harsen zouden volgens die ' opvatting dan in het bitumen van de kolen terug te vinden zijn. Het mengsel van humuskolen en bitumen zou dan vormen de z.g. bitumineuse kolen.

Wat nu betreft de scheikundige structuur van het voornaamste deel van de kolen, n.l. van de humuskolen, zoo heeft men uit het feit, dat men in de suikerachtige stoffen de furanstructuur moet aannemen, de gevolgtrekking gemaakt, dat deze structuur ook aan de huminzuren en aan de humuskolen zelve moet eigen zijn. In het Kaiser-Wilhelm-Instituut heeft Prof. Fischer in samenwerking met Dr. Schraper uitgebreide onderzoekingen gedaan met het doel, de kolen volgens een door hen uitgewerkte methode van oxydatie onder druk, waarover later meer, in waardevolle scheikundige producten om te zetten.

Volgens de tot dusverre gebruikelijke opvattingen moesten o.m. furancarbonzuren gevormd worden. Dit geschiedde evenwel niet, maar ontstonden benzolcarbonzuren.

Bij het voortzetten van de proeven kwam men tot een geheel andere opvatting, omtrent het ontstaan van de kolen, n.l. dat de kolen voornamelijk ontstaan zijn uit een tot dusverre in dit verband niet bekeken onderdeel van planten, n.l. uit hef z.g. lignin.

De andere en voornamelijk de houtachtige plantendeelen bestaan voornamelijk niet slechts uit cellulose, was en hars, maar ook uit lignin of ligninachtige stoffen. Eikenhout b.v. bevat 30 0/q lignin, de bast van walnoten zelfs SOO/g.

Verschillende onderzoekers hadden reeds de waarschijnlijkheid aangetoond, dat een deel van het ligninmolecule de benzolstructuur zou bezitten.

Ter bevestiging daarvan werd in het Koleninstituut door Prof. Fischer bewezen dat lignin en de natuurlijke humuszuren, evenals de van bitumen bevrijde bruin- en steenkolen bij oxydatie benzolcarbonzuren vormen, terwijl cellulose zulks niet doet.

Van cellulose en suikerachtige stoffen krijgt men bij oxydatie onder druk furanverbindingen, van lignin, humuszuur en humuskolen evenwel niet.

Door samenvoeging van deze proefondervindelijke resultaten met de studie van de processen, die zich in de natuur zelve afspelen, kwam men tot het besluit, dat in schema 111 wordt weergegeven.

Schema 3. LIGNIN-STAMBOOM DER KOLEN. Cellulose Lignin Wassen, Harsen verdwijnt door éisting Humuszuur I Humuskolen Bitumen V V ' VIV VV V V V V v|v Bitumineuze kolen met I \ benzol-structuur door oerdestillatie Mineraalolie Oerteer I bij 750Ö Benzol Ga& met H 2 cokesoven-teer