OVERZICHT VAN DEN INHOUD VAN VAKBLADEN,

door Prof.-G. A. Brender a Brandis, t., J. H. Janson en A. C. Koppejan, w.i.

Bijdragen en critische beschouwingen over de generator-gasvoortbrenging, door Dr. Ing. Gwosdz.

Brennstojfchemie. Bnd. 3. {1922) n". 22, p. 343-344.

Schrijver bespreekt hier de mogelijkheid het watergasprocédé tot continu-bedrijf te maken, waartoe vele pogingen zijn gedaan tot nu toe zonder bepaald succes. Als middelen zouden kunnen dienen: electrische verhitting van de brandstof, sterk oververhitten van het vergassingsmiddel in casu de stoom of uitwendige verhitting. Schrijver acht het niet uitgesloten, dat vroeg of laat nog eens een weg tot het doel zal voeren. (B. a B.)

Ter bepaling van den graad van opblazing van de steenkool en de poreusiteit van de cokes, door J. Gloetzer.

Brennstofchemie. Bnd. 3, {1922) n“. 22, p. 344—345.

Beschrijving eener methode om vast te stellen in welke mate een steenkoolsoort bij de droge destillatie opzwelt en de gevormde cokes in meerdere of mindere mate poreus is.

(B. a B.)

De bepaling van het juiste watergehalte in bruinkool, door G. A. Brender a Brandis en C. J. Vergeer.

Brennstofchemie. Bnd. 3. {1922). n°. 23. p. 353-355.

Mededeeling van een onderzoek aan de Technische Hoogeschool te Delft uitgevoerd ter controle van de juistheid der indirecte waterbepaling in bruinkool of brandstoffen in het algemeen. (B. a B.)

Zwavelextractie uit ijzeraarde met tetraline.

Brennstofchemie. Bnd. 3. {1922). n°. 23. p. 355-356.

Dit onderwerp werd reeds gerefereerd. F. Schreiber en A. Jaeger komen er afzonderlijk nader op terug, de eerste om het extractiemiddel ook aan te bevelen, doch op hoogen prijs te wijzen en dus noodzakelijkheid van volkomen terugwinning, de tweede om mededeeling te doen van de bruikbaarheid van andere koolwaterstoffen uit oerteer.

(B. a B.)

Benutting van afvalwarmte in gasfabrieken en toepassing van de stoom in eigen bedrijf, door dipl. ing. Heller.

Gas- urtd Wasserfach. Jrg. 66, {1923), n“. 3, p. 42-44.

Geen nieuwe gezichtspunten. Met eenige goede afbeeldingen van rookgasketels. Door de redactie van Gas und Wasserfach reeds behoorlijk bekort op de oorspronkelijke voordracht.

(B. a B.)

The Gas World, 31 Maart 1923.

Op een districtsvergadering van gastechnici heeft Mr. Kerridge een voordracht gehouden over den afvoer van verbrandingsgassen en de moeilijkheden, welke zich daarbij voor kunnen doen. Hij nam proeven met schoorsteenen van mouelmetaal, hetgeen echter vrij duur is. Ook worden in Engeland daarvoor „Asbestone” en „Uralite” buizen gebruikt, welke wel schijnen te voldoen. Hij waarschuwde in het belang van de gasindustrie tegen toepassing van kachels of geysers zonder afvoer, indien niet voor flinke ventilatie gezorgd kan worden.

The Gas World, 31 Maart 1923.

W. A. Dunkley maakt melding van een transportleiding voor gecarbureerd watergas in Amerika van 85 Eng. mijlen lang onder een druk van bijna 7 atmosferen, waarbij 20 O/o volumetrisch verlies optrad. Bij verzorging onder lagen druk is het verlies zelden minder dan 5 a 6 O/o, meestal ook grooter. Het verlies ’is voor een deel schijnbaar. Hij somt in het kort op welke oorzaken daarvoor bestaan en behandelt speciaal de condensatieverliezen. De conclusie is, dat deze verliezen practisch verwaarloosd kunnen worden. Het verlies aan verbrandingswaarde tengevolge van de condensatie van olie bedroeg in den zomer slechts 1,6 O/o, doch steeg in den winter tot 6 O q.

(K.)

The Gas World, 7 April 1923.

Mr. Clark hield voor het Instituut van Ingenieurs op verwarmings- en ventilatiegebied een lezing over de toepassing van gasvormige brandstoffen voor verwarmingsdoeleinden, waarin hij dit vraagstuk van alle zijden bekijkt.