grondstof overeenk\yam, begon men ook daar met de fabricage van dinas-producten.

De hooge vuurvastheid van de dinassteenen, alsmede de bijzondere eigenschap van in hoog vuur uit te zetten, in tegenstelling met chamottesteenen, welke krimpen en vóór de smelttemperatuur intreedt zacht worden, is van groote waarde voor sommige doeleinden. Hier staat tegenover dat dinas-, silica- en in het algemeen hoog zure steenen, gevoeliger voor temperatuurverschillen zijn. Door snelle temperatuurschommelingen worden deze steenen aangetast, het is daarom noodzakelijk de oven zeer langzaam aan te warmen en op temperatuur te brengen.

Bij tusschentijdsche noodzakelijke buitenbedrijfstelling moet de oven langzaam afkoelen en moeten alle openingen gesloten blijven.

De berichten uit Amerikaansche vakbronnen luiden omtrent de daar zeer veelvuldig toegepaste silicaoveninbouwen zeer gunstig, men gebruikt daar als grondstof het rotskwartsiet. De gas- en cokesovens worden daar met silicamateriaal ingebouwd, de retorten worden uit segmenten samengesteld omdat de magere vormmassa niet toelaat retorten uit een stuk te maken.

De vorm van het rotskwartsiet gelijkt veel op de basalt, welke als stortsteen bij waterbouwkundige werken wordt gebruikt; het is echter aanmerkelijk vaster en geel-bruin tot geel-wit van kleur.

Hoofdzakelijk zijn de gunstige ervaringen met zure steenen te danken aan hunne toepassing bij de cokesovens.

Men gebruikt silicamateriaal voor de kamerwanden van cokes-, gasovens en in glasovens; verder in heftige hitte, ook wel in afwisselende lagen in den chamottebouw om de krimping te vereffenen.

De mecbanische vastheid is geringer dan die van chamottesteen: waar groote mechanische vastheid eisch is moet men geen silicasteenen gebruiken. Wegens naar verhouding grootere poreusheid worden ze door slakken en vliegasch aangegrepen, in een vuurhaard zijn ze daarom ongeschikt, en zij verdragen het aanbakken van kolen en cokes niet.

Hoe belangwekkend het bedrijf van eene leem-, kwartsietgroeve, enz. ook is, zoo wordt er hier niet op ingegaan en volstaan met de mededeeling, dat meestal een deklaag aanwezig is, welke eerst wordt verwijderd. Het losmaken

geschiedt met de hand, door machines, door springen, enz. Het leem en de andere grondstoffen worden veelal per sleepkaan naar de steenfabriek gevoerd.

Nadat het leem natuurlijk of kunstmatig is gedroogd, brengt men ze door middel van een transporteur in een kogelmolen, waarin ze fijn wordt gemalen. Bijzondere waarde hecht men aan de maalfijnheid van de leem, omdat men hierbij in staat is om zeer krimpende en plastische leem in hooge mate te vermageren zonder dat de plasticiteit der vormmassa verloren gaat, terwijl toch een dicht en gelijkmatig product ontstaat.

De verschillende gemalen leemsoorten verzamelt men in silo’s of op hoopen, om als voorraad bij den verderen gang van bet bedrijf te kunnen dienen.

Het kwartsiet behoort tot de hardste natuursteensoorlen. Het wordt in zware kaakbrekers voorgebroken, waarna men de stukken een kollergang doet passeeren. De bodem van deze maalinrichting heeft geperforeerde platen. Het in verschillende korrelgrootte gemalen kwartsiet laat men nu eene zeefinrichting passeeren, waarin het gemalen product naar korrelgrootte gesorteerd wordt, om, naarmate de verschillende eischen van het te fabriceeren product, tot vermenging te kunnen dienen. De gebrande chamotte en andere te malen grondstoffen ondergaan dezelfde voorbewerking als het kwartsiet.

Wij hebben nu, wat betreft de voornaamste grondstoffen, naar korrelgrootte en soort gescheiden, deze verschillende stoffen in voorraad opgeslagen.

Slechts zeer zelden kan men het leem in zijnen natuurlijken toestand gebruiken; in het algemeen krimpen de leemsoorten zeer belangrijk, de vormlingen trekken daardoor krom en scheuren. Sommige soorten kaolien, kwartszandrijke leemsoort, kleefzand en schilverige leem, zijn magerder, behoeven dus minder vermageringsmiddelen. Deze middelen, meestal aangeduid met den algemeenen naam van chamotte, welke tot het vermageren der leem kunnen dienen, zijn: kiezelzuurrijke stoffen, werkelijke chamotte, bauxiet en andere.

De klonipen, schollen vuurvaste leem, worden nadat ze gedroogd zijn, zoo hoog mogelijk verhit, zoodat het leem, welke na het bakken dan chamotte wordt genoemd, bij latere verhitting niet meer verandert. Na malen en sor-