Wordt de retort geheel gevuld en de stoom achter ingeleid, zooals dit reeds op enkele fabrieken gedaan wordt, dan moet de watergasvorming op precies dezelfde wijze geschieden, als in de hieronder beschreven werkwijze. De moeilijkheden liggen in het uitbrengen van de cokeskoek. Geen retortensloker zal de retort zoo kunnen vullen, als dit voor de watergasvorming noodig is, omdat hij de cokes er anders slechts met de grootste moeite uitbrengen kan. Bij halfgevulde retorten zal het resultaat echter uitblijven.

In afbeelding 2 is dezelfde retort, echter met achterverlengstukken en mondstukken als doorgaande retort voorgesteld. Het uitbrengen van de cokes geschiedt door mindel van een handstootmachine naar achteren. Daarmede zijn de bovengenoemde nadeelen verholpen. Het is nu in het belang van den stoker, de retort zoo vol mogelijk te laden, want hij behoeft dan minder keeren te vullen, de cokeskoek kan ondanks de geheel gevulde retort gemakkelijk uitgestooten worden. Natuurlijk geldt dit voordeel zoowel bij zuivere steenkoolgasproductie, als bij menggasproductie. (Zie fig. 3).

Dezelfde oven met naar achteren verwijde retorten, zooals wij deze uitgevoerd hebben. De oven kan zoo een nog iets grooter gewicht aan kolen opnemen.

De retorten worden zooveel mogelijk gevuld en de cokeskoek na vergassing met de stootmachine zoo ver naar achteren gestooten, dat drie vierde van de lading in de gereed gehouden cokeskar, goot, enz. valt, terwijl het resteerende vierde deel, eventueel ook een derde deel in het achterste gedeelte van de retort ingloeienden toestand achterblijft. (Zie fig. 4).

Het voorste deel van de retort wordt nu met de laadmachine zoo veel mogelijk gevuld en wel tot en met den retortenkop. Dan worden de kolen met de stootmachine onmiddellijk in elkaar gestooten, opdat het onverhitte voorste deel retortenkop en voorwand vrij blijft. Is de retort, vooral in het voorste deel, juist gevuld, dan komt deze partij later bij het doorstooten in het achterste gedeelte te liggen en wij krijgen daar zonder verder toedoen een volle retort. Het is natuurlijk van belang, dat de stoom gedwongen wordt, over de gloeiende cokeslaag te strijken, omdat hij anders onontleed er overheen zou gaan. De watergasproductie begint dadelijk in de achterste cokeslaag, ♦erwijl in het voorste gedeelte de steenkoolgasproductie op de gewone wijze plaats heeft. (Zie fig. 5).

Na 2—3 uur is de achterste cokeskoek, vooral in het onverhitte deel, afgekoeld; daarvoor is echter de kolenlaag intusschen verhit, zoodat de watergasproductie daar voortgezet wordt. Deze periode kan men nu verlengen of verkorten, naarmate men meer of minder watergas produceeren wil.

Na dezen arbeidsgang begint het spel van voren af aan, doorstooten, vullen, nastooten. In den eersten bedrijfstijd hebben wij den stoom van tijd tot tijd laten afstellen, thans doen wij dit niet meer en vermijden daarmede meerderen arbeid, die door de stokers niet met de noodige betrouwbaarheid geschiedt zonder dat hieruit nadeelen zijn ontstaan.

Fig. 6.

Zooals bij de steenkoolgasproductie, kan ook bij het menggasbedrijf de productie door gebruik van meer Saarkolen, respectievelijk stukkolen verhoogd, bij gebruik van meer Engelsche kolen, respectievelijk gruishoudende kolen verlaagd worden.

Het bedrijf van de installatie ontwikkelde zich van begin af aan zonder stoornis. De consu-