een warme opwekking tot meer steun aan de nieuwe stichting.

Een rapport werd behandeld van een Commissie ter bestudeering van het wetsontwerp op de arbeids- en rusttijden, dat in het Novembernummer 1899 van Het Gas in extenso was opgenomen.

Ampel werd gesproken over de diffusie van menggas, bestaande uit steenkolen- en watergas, in den gashouder, een vraagpunt, waarover sindsdien nog vele malen, voornamelijk in Het Gas, degens zijn gekruist, soms zóó dat er de vonken afvlogen.

Ons, die de kolentoevoer-bezwaren in de

tweede helft van den oorlog hebben medegeleefd, moet wel treffen, dat als vraagpunt 12 in de acht-en-twintigste Vergadering werd behandeld: zijn proeven bekend om bij eventueel gebrek aan steenkolen met de bestaande inrichting eener steenkoolgasfabriek uit andere stoffen gas te destilleeren, waardoor men tijdelijk geholpen zou zijn?

Het vraagpunt dankte zijn ontstaan aan de in dien tijd onder invloed van den Zuid-Afrikaanschen oorlog sterk oploopenden prijs van steenkolen en ook aan oorlogsmogelijkheid werd door dit funeste voorbeeld meer aandacht

geschonken dan anders wel het geval zou zijn geweest.

Medegedeeld werd, dat in opdracht van den Commandant van de Stelling Amsterdam een onderzoek in gang was over het gebruik van gecomprimeerde turf. Andere aanwezigen vermeldden door hen genomen proeven met houtspaanders en mat petroleum-carburatie van watergas.

De heer Bauduin noemde als mogelijke grondstof de Limburgsche bruinkool, welke tevens een nationale grondstof zou zijn.

Slot van de besprekingen was de benoeming van eene Commissie, welke na eenige jaren van rustig afwachten nadat niet was goedgekeurd, dat zij vrij belangrijke sommen voor proefnemingen besteedde —op grond van het inmiddels verschijnen van het rapport in opdracht van den Stelling-Commandant, op eigen verzoek werd ontbonden.

Het is niet zonder belang er hier op te wijzen, dat in dien tijd in Limburg nog slechts de particuliere mijnen Domaniale, Oranje-Nassau en Willem en Sophie in bedrijf waren en men toen niet anders heeft gemeend dan dat in Limburg bruikbare gas- en zelfs gasvlamkolen niet aanwezig waren. Pas in lateren tijd hoopte men lagen uit de mijn Hendrik en nog later uit de Maurits te kunnen verwachten met hoogere vluchtig gehalten dan de toen voornamelijk antracietische kolen. En pas in den oorlog deden de mager- en fijnkolen van de Staatsen overige Limburgsche mijnen ook voor de gasbereiding figuurlijk en letterlijk opgeld.

N. W. VAN Doesburgh, c, i.,

Secretaris: 1900—1914. '3

In 1900 nam de Vereeniging deel aan het Internationale Gas-Congres met Tentoonstelling te Parijs, waar het omtrent Minchelers verzamelde materiaal werd bekend gemaakt en geëxposeerd en waar de heer Bolsius eene mededeeling deed omtrent het gebruik van muntmeters hier te lande. Onze Voorzitter Cramer was een van de Vice-Presidenten van het Congres.

In de vergadering (29ste) te ’s-Gravenhage op 26 en 27 Juni 1901 werd besloten van uitgever voor Het Gas te veranderen.

Als uitvloeisel van de geslaagde deelneming aan het Congres te Parijs werd de heer Theod. Vautier, President van dat Congres, tot Eerelid benoemd.

Een rapport van de in de vergadering te Middelburg benoemde Commissie voor de normalen werd kort behandeld, omdat het