Dit nu houdt ook weer nauw verband met de wijze van transport en blussching. Het ligt nu voor de hand, waar dit kwantum juist de behoefte aan brandstof voor het verhitten der ovens dekt, te trachten dit minder waardevol gedeelte der cokes zelf in de centraalgeneratoren te verstoken; in gewone generatoren is dit natuurlijk absoluut niet mogelijk. Verschillende proeven hebben echter bewezen, dat ook het rendement der centraalgeneratoren zoowel als de gasopbrengst dermate afnemen, dat deze brandstof als voor dit doel ongeschikt moet worden genoemd. Ook het gehalte aan zwevende koolstof in het gas wordt grooter.

Kan men dus voor de cokesbries geen hoogen prijs maken, dan zal men de cokesbries nog steeds het voordeeligst in een eigen stoomketelinstallatie kunnen verstoken. Nu hoort men wel veelal beweren, dat stoom voor een gasfabriek niet noodig is en dat dit bedrijf veel last veroorzaakt omdat men hiervoor zoo moeilijk geschikt personeel vindt, maar ik blijf steeds beweren, dat dit onjuist is, zoolang er stoomketelbedrijven zijn, die wel degelijk voorbeeldig werken; waar zou het met de electrische centrales heen moeten, als dit niet het geval was. Nu wat daar kan, kan toch zeker ook op een gasfabriek en de

oorzaak zal wel ergens anders moeten gezocht worden. Verder betwijfel ik nog zeer sterk of een gasfabriek wel buiten stoom kan. Wij weten niet meer wat een strenge winter is, maar indien deze weer eens voor de deur staat, zal er misschien wel eens anders worden gedacht over de voordeelen van stoom voor een gasfabriek.

Stelt men zich op het standpunt, de stoomketels te behouden, dan moet men deze ook de normale belasting geven en dit is dan alleen mogelijk indien men winter en zomer dezelfde belasting heeft en deze kan een stedelijke badinrichting of zwembad bieden, omdat deze juist in ergste wintertijd meestal niet wordt bezocht.

Vele moeilijkheden in het ketelhuisbedrijf vinden hun oorzaak in een absoluut ondoelmatige ketelbemetseling. Indien men eens werkelijk met de oude wijze van ketelinmetseling brak en hiertoe' bestaat steeds gelegenheid bij ontmanteling van den ketel voor de algeheele keuring, dan zouden heel wat betere resultaten kunnen worden verkregen. Meerder gebruik van het condensaat voor ketelvoedingwater en strengere handhaving van het ketelhuis-reglement zouden spoedig de misstanden welke heerschen doen verdwijnen.

Literatuur-Overzicht,

door G. A. Brender a Brandis en A. C. Koppejan, w. i.

De bereiding van goed ketelvoedingswater, door ir. S. oe Waard.

Uitg. M. E. Kluwer, Deventer. 126 pag., 54 afb. Prijs ƒ 2,20.

Een goed bewerkt boekje, waarin de schrijver veel wetenswaardigs geeft. Voor middelbaar technici en gediplomeerde machinisten zeker nuttig, al zullen deze daarom nog geen wateronderzoek kunnen uitvoeren aan de hand der analyse-voorschriften, hetgeen ook niet noodig en zelfs niet gewenscht is. De gemiddelde ingenieur zal met dit boekje zijn kennis, behalve „opfrisschen”, zooals de schrijver het bescheiden noemt, ongetwijfeld ook kunnen aanvullen.

Successievelijk wordt behandeld: Samenstelling en eigenschappen van het water; Corrosie, Uitvoering van het onderzoek; Werking der verontreinigingen in den ketel; Waterrei-

niging, zoowel de grondslagen als uitvoeringen ; Gebruik van condensaat; Voeden, afspuien enz. Het boek is alleszins aanbevelenswaardig voor ieder, die zich voor ketelvoedingswater interesseert.

B. a B.

Die Gaserzeuger, door H. R. Trenkler. Uitg. JuLius Springer, Berlijn. 378 pag., 155 afb., 75 tab. Prijs dollar 3,50.

Alvorens tot het eigenlijke onderwerp te komen behandelt schrijver kort de vaste brandstoffen, waarop de vergassing zoowel chemisch en technisch op verdienstelijke wijze wordt besproken. Het onderdeel watergas is stiefmoederlijk behandeld en, zoo had b.v. iets meer moderns kunnen worden gegeven dan het antieke toestel van Blass. Daarop volgen