Gaat door de zeef 15 dan geldt de cokes als zeer hard; bij 20 •J/o als hard; „ 30 P/o als voldoende hard: „ 40 O/o als zacht; „ 50 o,'i) als zeer zacht.

De eerste methode biedt het voordeel, dat een grootere hoeveelheid cokes tot onderzoek komt.

Thans moet echter worden teruggekeerd tot de vergelijking der twee hoofdtypen van industriecokes, namelijk die voor hoogovens en gieterij.

Vergelijkt men de vroeger genoemde eischen, die aanleiding gaven tot een kleine uitwijding over bepaling en beoordeeling dezer cijfers op zichzelve, thans met elkaar, dan blijken deze vrijwel parallel te loopen. Een fractie aschverschil doet niet ter zake. Dat men verder in de hoogoven-cokes iets meer zwavel toelaatbaar acht, al blijft deze een zeer ongewenschte verontreiniging, zal wel hierin zijn oorzaak hebben, dat de hoogoven ruw ijzer, dus een tusschenproduct, de cupoloven van de gieterij daarentegen een eindproduct voortbrengt. Voor het overige beperkt zich het verschil tusschen 10'ï/o meer of minder poriënruimte.

In tegenstelling met deze vrijwel overeenstemmende eischen, is de bedoeling, waarmede hoogoven, respectievelijk gieterij, de cokes gebruikt, een geheel verschillende.

In den hoogoven is de cokes, behalve middel ter verhitting, vooral ook reductiemiddel, dus het chemische agens, dat het ijzererts moet omzetten in metallisch ijzer; in de gieterij is de cokes uitsluitend warmtevoortbrenger om ijzer te smelten.

In den hoogoven komt het er op aan het voor de windopeningen of zoogenaamde „vormen” primair gevormd kooldioxyd zoo snel mogelijk in koolmonoxyd om te zetten. Sommige cokessoorten kunnen dit in onmeetbaar korten tijd, bij anderen geschiedt deze omzetting belangrijk langzamer. In dit laatste geval ontstaat dus onder in den hoogoven, boven de vormen, een grootere of kleinere CO2 zóne, waardoor het gesmolten ijzer omlaag druipt. Bij de daar heerschende temperatuur is CO2 ten opzichte van ijzer geenszins neutraal, doch een krachtig oxydatiemiddel en kan een deel van het gevormde ijzer weer opnieuw tot

ijzeroxyduul worden geoxydeerd. Hierdoor wordt gelijktijdig de kwaliteit van het geproduceerde ruwijzer nadeelig beïnvloed door opname van eenig oxyduul en door een mindere mate van ontzwaveling. De slak gaat namelijk meer oxyduul opnemen en kan bijgevolg minder zwavel binden als Ca S. De snelle CO vorming wordt begunstigd door warme en liefst droge lucht in te blazen, doch vooral door het gebruik van geniakkelijk brandbare cokes, daar deze eigenschap samengaat met krachtige reductie van CO2 tot CO.

Voor de gieterij zijn de eischen andere. Hier dient de cokes niet als reductiemiddel, doch slechts om zooveel mogelijk warmte voort te brengen, orgo moet CO vorming liefst niet plaats hebben, want iedere K.G. koolstof geeft bij verbranding tot CO2 ruim 3200 cal. meer dan bij verbranding tot CO. Het blaasgas van den cupoloven moet dus zoo min mogelijk CO bevatten, hoogstens 3 tot 5 0/q. In tegenstelling met hoogoven-cokes moet gieterij-cokes dus liefst moeilijk brandbaar zijn, dit wil zeggen zij moet wel is waar worden verbrand, doch minder geneigd zijn tot snelle CO vorming.

Deze verschillende voorwaarden komen in de vroeger genoemde kwaliteitseischen niet of zeker onvoldoende tot uitdrukking.

Het is derhalve een punt van groot gewicht, zoowel voor den leider van hoogoven, gieterij als cokesoven, over methoden te beschikken om cokes als gemakkelijk of moeilijk brandbaar te herkennen en daarnaast speciaal voor den cokesfabrikant, om bewust de eene of de andere vorm te produceeren.

De soort steenkool, die wordt verwerkt, speelt in dit opzicht, zoo al een rol, dan toch eene van ondergeschikte beteekenis. Dit bewijst reeds de geschiedenis der cokesfabricatie. De ouderwetsche bijenkorfovens zonder bijproductenwinning, leverden algemeen een uitmuntende cokes voor hoogovens, terwijl bij den overgang naar de eerste bijproducten- of zoogenaamde teerovens de hoedanigheid der cokes uit dezelfde steenkool sterk achteruitging. Het is dan ook geenszins uitsluitend uit conservatisme, zooals veelal wordt aangenomen, dat de bijenkorfovens zoo lang hebben stand gehouden naast de teerovens, doch omdat de grootverbruikers de cokes der eersten verkozen en gaarne duurder betaalden, speciaal in Engeland en Amerika. Ja, sommige Amerikanen gaan nog verder en houden vol, dat de late