hoedanigheid, met name hare brandbaarheid, zijne volle aandacht geschonken. Hij komt tot de slotsom, dat de mate van brandbaarheid van cokes vooral afhangt van de temperatuur, waarop zij bij hare bereiding werd verhit. Heeft deze 650 800“ C. niet overschreden, dan bezit de cokes de voor den hoogoven zoo gewenschte gemakkelijke brandbaarheid, doch verliest deze eigenschap, naarmate tot hoogere temperatuur werd verhit. Cokes, geruimen tijd op 1000" C. oververhit, is moeilijk brandbaar en bijzonder geschikt voor de smeltovens der gieterij ')•

Deze verklaring van het probleem is al zeer eenvoudig. In hoeverre zij zonder meer als juist mag worden aanvaard, zal straks ter sprake komen. Eerst moet nog even bij enkele proeven van Koppers worden stilgestaan, daar bet wel van zelf spreekt, dat de oplossing, die hij aan het vraagstuk geeft, niet zoo maar uit de lucht is gegrepen.

Zoo is in een serie geheel gelijkvormige schacht-oventjes (fig. 7), cokes van gelijke stukgrootte onder volkomen gelijken luchttoevoer verbrand. De vulling bestaat van links naar rechts eerst uit niet-oververhitte, daarna

uit allengs bij de fabricatie sterker oververhitte cokes.

Het verschil in kooloxyd-ontwikkeling is uit de afwijkende vlamgrootte zeer opvallend. Ook

‘) Koppers, Mitteilungen 1922, n°. 1.

blijkt, na een gelijk tijdsverloop, ondanks den gelijken luchttoevoer van de niet-oververhitte cokes, veel meer te zijn verbrand dan van de andere, hetgeen volkomen logisch is, daar bij de koolmonoxydvorming een molecuul zuurstof tweemaal zooveel koolstof verbruikt dan bij verbranding tot kooldioxyd.

Afb. 7.

Deze verklaring door oververhitting zou tevens uitsluitsel kunnen geven waarom de cokes van bijenkorf-ovens afkomstig gemakkelijk brandbaar is en daarom gezocht voor hoogovens. De rustige, inwendige verbranding van eigen gas, sluit oververhitting vrijwel uit; zoodra de destillatie ten einde loopt, houdt de verhitting automatisch op, terwijl bij uitwendige verhitting juist na afloop dier destillatie, oververhitting kan optreden. Er is nog een belangrijk verschil: in den bijenkorf-oven schrijdt de cokesvorming als een smeulend vuur rustig voort, doch behoeft geen warmte door de reeds gevormde cokes te worden overgebracht.

In den modernen oven is dit wel het geval. Ten einde de steenkool in het midden van de kamer te destilleeren, moet de warmte door de halve cokesbreedte heendringen, zoodat

aleer dit midden een gewenschte minimumtemperatuur heeft bereikt, de buitenrand reeds belangrijk hooger is verhit. Daarom is het ten eenenmale onmogelijk cokes bij één bepaalde temperatuur te bereiden en loopt de buitenkant altijd veel meer kans op oververhitting.