Inleiding tot het bezoek aan de Gasfabriek te Nijmegen.

De Commissie, ingesteld door het Gemeentebestuur van Nijmegen, tot taak hebbende of en in hoeverre het mogelijk was de technische inrichting van de Gasfabriek der Gemeente Nijmegen te verbeteren, bestond uit de heeren:

Dr. Terneden,

Ir. J. Kutten,

Prof. Ir. Brender a Brandis.

Deze Commissie bracht II Juni 1920 een rapport uit, waarin zij resumeerende tot de conclusie kwam, dat ovens met verticale kamers voor de gasfabriek Nijmegen de meest gewenschte oplossing zou zijn. Deze kamerovens zouden dan in de oude stokerij kunnen worden geplaatst na afbreking van de zeer oude retortovens (halfgenerator-ovens). Men zou dan met een koolgasproductie van 10.000 M 3. per 24 uur kunnen volstaan, daar een watergasfabriek voor gecarbureerd watergas sinds 1919 in aanbouw was.

Aan de afzuiging van gassen, stof en roet zou bijzondere aandacht moeten worden besteed en het zou aanbeveling verdienen de cokes droog te blusschen. Tevens zou de warmtecapaciteit van de rookgassen kunnen worden benut in een afgassenketel, waardoor een groot deel van de stoomproductie uit afvalwarmte zou kunnen worden verkregen.

Met aanschaffing van een tweede watergastoestel met nazuivering der blaasgassen werd door de Commissie geraamd, dat een bedrag van ƒ 475.000.— voor deze uitbreiding noodig zou zijn.

Bij 6 0/q rente en afschrijving van 8 O/o zou per jaar ƒ 66.500.— meer moeten worden opgebracht.

Hiertegenover stond echter een besparing aan: arbeidsloon door mechanische bediening.

cokes door lagere ondervuring.

kolen door hoogere gasopbrengst

Besparing aan arbeidsloon.

Bij het in bedrijf zijn van de 8-retortovens, geladen met de laadmachine van Eitle, had men 9 man in de ploeg. Daar de ploeg toen nog 6 uur per dag werkte, had men 36 man per etmaal.

Bij het nieuwe systeem zou men per dag met 8 man kunnen volstaan, hetgeen dus een besparing zou geven van 28 man per dag. Per jaar zou dit een besparing geven in geld van 28 X 52 X ƒ 32. = ± ƒ 46.000.—.

Besparing aan cokes.

Ondervuring bij de oude ovens 24 ü/q, bij de nieuwe ovens 18 0/q. Besparing 6 O/q, dus bij verwerking van 40 ton per dag 6 x 400 K.G. = 2400 K.G. of ruim 2,4 ton, d. i. per jaar 365 x 2,4 ton = 876 ton. Rekenen we de ton cokes op c.a. ƒ 20.—, dan verkrijgen we aan cokes een besparing van ruim ƒ 17.500.—.

Besparing aan kolen voor destillatie. Productie per 100 K.G. kolen bij de oude ovens 29 M^. Productie per 100 K.G. kolen bij de nieuwe kamerovens 39 „ Per 100 K.G. kolen een meerproductie van 10 „

Bij gelijk blijvende aflevering van i 4.5 millioen M 3. wordt per jaar aan kolen bespaard ; /4.500.000 – 4.500.000\ . . ( 29 39 ) K.G. kolen = 3978 ton a ƒ 16.— per ton levert een besparing van ruim ƒ 64.000.—.

De totale besparing wordt dus ƒ 46.000. 1- ƒ 17.500.- -H ƒ 64.000.- = ƒ 127.500.—.

Een meeruitgave van ƒ 66.500.— vanwege, rente en afschrijving van de nieuwe fabriek doet toch nog een jaarlijksch voordeel opleveren van ƒ 127.500. minus ƒ 66.500.— ƒ 61.000. of rond ƒ60.000.—.

Op grond van vorenstaande overwegingen werd door den Gemeenteraad in zijn vergadering van 5 October 1921 een crediet verleend van ƒ 400.000.— voor een verbouwing der Gasfabriek, in hoofdzaak bestaande uit den bouw eener batterij vertikale kamerovens met bijbehoorende kolen- en cokestransportinrichting. De bouw der ovens met toebehooren werd opgedragen aan de Stettiner Chamottefabriek A. G. vorm. Didier te Stettin. De ovenbatterij zou bestaan uit drie ovens, ieder met 5 kamers van 5 M. hoogte, met een laadvermogen van 2255 K.G., ingericht voor 12-urig bedrijf.

Dat er overgegaan werd tot kamers van middelmatige grootte en met 12-urigen destillatietijd, had voor Nijmegen wel degelijk voordeel ten opzichte van de keuze van grootere eenheden met 24-urig bedrijf. Bij toepassing van dit laatste zal men in het algemeen over meerdere gashouders moeten beschikken; dit is te Nijmegen niet het geval.