en zou den indruk wekken van een schijnvertooniné, zooals sommige speciale rechtsprocedures in de geschiedenis, hij welke de veroordeeling reeds te voren vast stond. Ook in dit geval lette men op den raad van den grooten Poincaré, dien wij reeds in den aanhef vermeldden.

In de eerste plaats zal men aan het bloedmonster niet kunnen vaststellen, aan welke bron het kooloxyde ontsprongen is. Kolendamp van slecht werkende kachels en haarden, generatorgas met lekkende generatorgas- en zuiggasinstallaties, s'garen- en sigarettenrook, zijn slechts enkele voorbeelden van oorzaken, die aan de menschen een kooloxydegehalte in het bloed kunnen bezorgen. De Hollandsche zucht naar veel warmte en weinig ventilatie, doet er het hare bij in den vorm van warme stoven met gloeiende turfkooltjes of briketten, schoorsteenpijpen met de beroemde bussen, die een goeden afvoer der verbrandingsgassen van kachels belemmeren, om de veelgebruikte petroleumkachels niet te vergeten.

En dan kunnen wij niet nalaten op een bron van kooloxyde te wijzen, die dagelijks belangrijker wordt en deze is het steeds toenemende mechanisch verkeer. De uitlaatgassen der motoren van auto’s en motorrijwielen bevatten alle een zekere hoeveelheid kooloxyde, vooral wanneer onvolledige verbranding plaats vindt. Dat het aantal gevallen van onvolledige verbranding legio is, kan elk scheikundige vaststellen, die op straat aandacht aan de feiten schenkt.

Hoewel de uitlaatgassen in de vrije lucht uitstroomen, verdeden zij zich daarin niet snel, hetgeen men daaruit kan opmaken, dat de walm van onvolledig verbrande uitlaatgassen eerst als een wolkbank over de straat blijft hangen en pas daarna zich langzaam gaat verspreiden. Op die wijze worden de voetgangers bij voortduring gedwongen zich op straat te bewegen in een atmosfeer, die sterk verontreinigd is met koolwaterstofdampen en kooloxyde. Er zijn derhalve zooveel bronnen van kooloxydeopname, dat er tegen eenzijdige duiding van het bloedonderzoek niet genoeg kan worden gewaarschuwd.

Reeds bij de Engelsche kooloxyde-enquête is op de veelzijdige oorzaken van kooloxydeopname in het menschelijk bloed van meer dan een kant gewezen. De rook van sigaren bevat van 4 tot 7 procent kooloxyde, dus

evenveel als in een mengsel van een volume stadsgas met twee volumen lucht aanwezig is en ook de stadsatmosfeer bevat vooral in den winter kleine hoeveelheden kooloxyde. De Professor in de physiologie dr. Leonard Hill verklaarde dan ook, dat er heel wat regelmatige rookers rondloopen, die 6 kooloxyde in hun bloed hebben en hiervan niets weten, noch nadeel ondervinden.

Maar volgens dr. Cohen Tervaert schijnt het alsof alleen kooloxyde uit stadsgas schadelijk is. Verder heeft deze geneeskundige blijkbaar een zwak tegen geysers, want hij schermt voortdurend met de gevaren aan het gebruik dezer toestellen verbonden, wanneer zij niet van een afvoerleiding voor de verbrandingsgassen zijn voorzien. In zoover zouden wij met hem accoord kunnen gaan, wanneer hij overigens blijk gaf van toestanden en verhoudingen op de hoogte te zijn. Dat is hij echter, naar zijn pennevruchten te oordeelen, niet, want zoowel zijn publicatie in de Mededeelingen van den Centralen Gezondheidsraad als het stuk in De Telegraaf van 1 November 1.1., toonen meer dan duidelijk aan, dat hij \an het streven en werken van de gasindustrie geheel onkundig is, dat hij evenmin op de hoogte is van constructieverbeteringen der meest gebruikte gasverbruikstoestellen en dat hem ook de kennis ontbreekt van hetgeen in het algemeen gedaan wordt om de hoogst mogelijke veiligheid voor de gasverbruikers te verzekeren. Dat zijn artikel in De Telegraaf reeds een zwenking aanwijst ten opzichte zijner eerste publicatie, schrijf ik toe aan den invloed van de antwoorden, die op de Missive van den Gezondheidsraad zijn ingezonden.

Ondanks de reeds alierwege geuite protesten tegen de in de reeds genoemde publicatie geuite beweringen van dr. C. 1. kan ik niet nalaten ook hier ter plaatse de zaak nog eens te behandelen.

Ik zou willen vragen op welken grond dr. C. T. o. a. de beschuldiging uitspreekt, dat ons Nederlandsche volk in praktischen en technischen zin bij het Engelsche. ten achterstaat, waardoor het minder goed met gastoestellen zou kunnen omgaan? De ervaringen bewijzen het tegendeel en ook buitenlanders beschouwen ons volk als praktisch en handig. Toen hier in den aanvang van den oorlog verschillende nieuwe takken van industrie opbloeiden, moest er ongeschoold personeel worden geoefend.