Benzine,

door J. H

Nu onze gasbedrijven meer en meer van vrachtauto’s gebruik gaan maken, is benzine een belangrijk, doch tevens een vrij kostbaar gebruiksartikel geworden en het zal zeker de moeite loonen eens na te gaan, welke eischen men aan benzine behoort te stellen.

Benzine wordt verkregen bij de gefractioneerde destillatie der ruwe petroleum. De fractie, die tot 150" C. overdestilleert, wordt als benzine beschouwd. Gewoonlijk is een enkele destillatie der ruwe petroleum niet voldoende, daar door destillatieschokken een gedeelte van de bij hooger temperatuur kokende fractie wordt meegesleurd. Daarom wordt de destillatie eenige malen herhaald. De aldus verkregen ruwe benzine wordt nu geraffineerd met geconcentreerd zwavelzuur, daarna uitgewasschen met natriumhydroxyde, totdat men tenslotte de technisch zuivere benzine overhoudt. Naar gelang van de vindplaatsen der ruwe petroleum onderscheidt men Amerikaansche, Galicische, Russische en Indische benzine.

Benzine bestaat hoofdzakelijk uit koolwaterstoffen, waarvan de homologen naar gelang der vindplaatsen verschillend zijn. Een normale benzine, zooals die als brandstof voor automobielmotoren wordt gebruikt, bestaat voor ± 85 O/o uit koolstof en voor ± 15 0/q uit waterstof.

Namen als: autoline, sumatrine, e. d. m., duiden niet op een speciaal product, doch zijn gedeponeerde handelsmerken voor benzine. Tetraline daarentegen is 'een vooral in den laatsten tijd op de markt gebrachte motorbrandstof, die verkregen wordt door hydreering van naphtaline (tetra-hydro-naphtaline).

Benzine wordt gewoonlijk geleverd in ijzeren fusten, die op een brandvrije plaats worden opgeslagen. De benzine-bergplaats behoort goed geventileerd te zijn, teneinde brand- of explosiegevaar zooveel mogelijk te voorkomen. In speciale gevallen, b.v. wanneer de omgeving van de opslagplaats gevaarlijk is, bewaart men de benzine in vaten onder koolzuur- of stikstofdruk. Voor nadere bijzonderheden verwijs ik in dit verband naar de Nederlandsche Veiligheidswet, artikels 25—34.

Men treft in den handel verschillende soorten

van benzine aan, waarvan de physische en chemische eigenschappen, naar gelang van het

Steinkamp.

doel, waartoe zij worden gebruikt, dikwijls zeer sterk uiteen loopen. Waar in het vervolg kwaliteitseischen zullen worden gesteld, hebben deze betrekking op een middelmatige benzinesoort. Door de „Mitteleuropaische Motorwagen-Verein” is op voorstel van dr. Karl Dietrich als middelsoort-benzine betiteld de z.g. 70 0/o-ige benzine. Bij destillatie van deze benzine gaat beneden 100" C. 70 0/q destillaat over. Benzine, welke beneden 100" C. meer dan 70 0/o destillaat geeft, is meer gebruikelijk voor lichte motoren, terwijl de 25—30U/o-ige motorbenzine, waarvan dus tot 100° C. slechts 25 a 30 0/o overdestilleeren, als brandstof voor zware motoren dient te worden beschouwd.

Uit eene dergelijke kwaliteitsbepaling volgt, dat de destillatieproef als het belangrijkste criterium bij de beoordeeling van benzine wordt beschouwd. Vroeger hechtte men zeer veel waarde aan de bepaling van het soortelijk gewicht der benzine; een dergelijke beoordeeling is echter absoluut onvoldoende gebleken, waarover later.

Fig. 1. Destillatie-opzet volgens Le Bel-Henniger.

Bij de gefractioneerde destillatie van benzine bedient men zich van een destillatie-opzet volgens Le Bel-Henniger, welke op de kolf wordt bevestigd (afb. 1). Het condensaat wordt

door middel van een LiEBiG-koelertje behoorlijk gekoeld. Men destilleert 100 cM3. benzine in een kolf van 500 inhoud en bepaalt niet slechts het percentage, dat overdestilleert tot 100° C., maar ook dat tot 150" C. Ten slotte neemt men nog waar, bij welke temperatuur de destillatie eindigt. Deze temperatuur wordt de kookgrens genoemd. De kookgrens van benzine ligt bij de temperatuur, waarbij alle