Van de ambtenaren.

Fig. 7.

Het is niet mogelijk om in Vlissingen van alle categorieën van Gemeenteambtenaren op te maken welke toeneming hunne salarissen hebben ondergaan gedurende de vijf en twintig jaren, die den oorlog vooraf gingen, omdat in 1889 de meeste categorieën nog niet bestonden; ik moet mij dus beperken tot de toenmaals bestaande ambten, en deze toenemingen waren:

Burgemeester ƒ 1500.-—■ tot ƒ 3000. 100 %.

Secretaris . 1500. „ „ 3000. 100 %. Ontvanger 1600. ~ ~ 2400. 50 %.

Commissaris van Politie 1600. ~ ~ 2000. 40 %. Gemeente Bouwmeester 1900. ~ ~ 3000.^ 58 %.

Commies 900.^ ~ ~ 1500. 67 %.

Bode-schrijver 600. ~ ~ 850. 42 %. Inspecteur van Politie 900.- „,, 1500.^— 67 %.

Opzichter 750.- ~ ~ 1400. 86 %. Uit het bovenstaande blijkt, dat de toeneming der salarissen der ambtenaren belangrijk

meer was dan 1 % per jaar van het salaris van 1889; toch meen ik dat geen zekerheid bestaat dat dezelfde belangrijke toeneming van vóór den oorlog zich na 1914 zou hebben voortgezet, daarom neem ik 1 % van het traktement van 1914 als verhooging per jaar aan, voor de vaststelling der basis van de be ekening der billijke belooningen. Zie fig. no. 8.

Wij zagen boven dat gedurende den crisistijd een nieuwe verhouding is geschapen tusschen de loonen van de vak-arbeiders en de handlangers en met deze omstandigheid is rekening gehouden bij de bepaling van de toekomstige loonen der handlangers.

Evenzeer is er een nieuwe verhouding geschapen tusschen verschillende ambtenaren en wèl bij verordening van 1921 en ook met deze omstandigheid dient rekening gehouden bij de bepaling der toekomstige tractementen dier ambtenaren.

Als grondslag nemende de traktementen der laagste administratieve ambtenaren d.i. der bode-schrijvers dient dus percentsgewijze berekend te worden de basis van de indexlijnen der hooger geplaatste administratieve ambtenaren en van de technische- en politieambtenaren, die in tractement met de administratieve ambtenaren gelijk gesteld zijn.

Uit dienzelfden grondslag kan ook afgeleid worden de basis van de index-lijnen der hoofdambtenaren. Zie fig. no. 9.

Volgens de verordening van 1921 zijn de maximum tractementen aldus vastgesteld: