door zeef B 50. Het mengsel kool-cokespoeder wat iedere keer onderzocht wordt, bedraagt 2 Gram. Er wordt uitgegaan van de veronderstelling, dat 2 Gram van dit mengsel steeds een gelijk volume inneemt. Deze 2 Gram mengsel wordt gebracht in een porceleinen ring, waarvan de doorsnede en hoogte gelijk zijn. De porceleinen ring wordt op een kwartsschaaltje geplaatst en de ring wordt van boven door een porceleinen deksel afgesloten. Het is van het allergrootste belang voor vergelijkende proeven om bij de verkoking de temperatuur constant te houden en wel tusschen 650 en 700 graden Celsius. Daarom voert men deze verkoking uit in een electrischen moffel, waarbij van alle zijden gelijkmatige bestraling plaats heeft. De verkregen cokescilindertjes worden op drukvastheid onderzocht. Dit geschiedt in het drukapparaat van Meurice (drukbelastingen gaan tot 60 K.G./c.M^).

Men gaat nu uit van een mengsel van 70 % cokespoeder en probeert het verkregen cokeskoekje op drukvastheid. Men blijft eventueel zoolang cokespoeder toevoegen, maakt dus mengsels met 80 % eventueel 90 % cokespoeder, tot de drukvastheid van het cokeskoekje O is geworden; de kool bakt dan niet meer.

Voor iedere kool werden dan nu 5 cokescilinders naast elkaar beproefd en de gemiddelde waarde van de drukvastheid van deze 5 cokeskoekjes bepaald. De proeven werden uitgevoerd door in het eene geval cokespoeder te nemen van de mijn Emma, in het andere geval cokespoeder van de kool zelf, welke in onderzoek is.

Het bakkend vermogen van de kool kan men nu uitdrukken door de hoogste mengverhoudingen, welke men verkregen heeft, met het eigen cokespoeder. Zoo werd bijv. voor de Emmakolen bij 70 % cokespoeder nog een drukvastheid vastgesteld van 20 K.G./C.M2.

voor de kool van de mijn Hendrik bij 70 % cokespoeder nog een drukvastheid van 14.25 K.G./C.M2.,

voor de kolen van de mijn Wearmouth bij 80 % cokespoeder nog een drukvastheid van 111/2 K.G./C.M2.

Derde vraag:

Hoe beoordeelt men de kwalitiet van de uit de kool verkregen cokes?

Hierbij spelen de navolgende eigenschappen een belangrijke rol:

Vastheid.

Poreusheid.

Soortelijk gewicht.

Vastheid of hardheid.

De hardheid van de cokes hangt af van de wanden, welke de poriën begrenzen. Zijn des;e wanden hard, dan wordt de cokes hard genoemd; omgekeerd: zijn de wanden zacht, dan wordt de cokes zacht genoemd. Volgens Ott neemt de drukvastheid af met de poreusheid, maar er zijn ook uitzonderingen op dezen regel.

De drukvastheid van cokes hangt af van:

le. de soort kool.

2e. het aschgehalte van de cokes, (in het bijzonder het SiOg gehalte).

3e. de destillatietemperatuur,

4e. de afmetingen van den oven.

Hoe hooger het bakkend vermogen van de kool, hoe grooter de drukvastheid van de cokes. Westfaalsche kolen en ook Durham kolen hebben over het algemeen een drukvastheid van 120 K.G./c.M^.

De vastheid van de cokes wordt verhoogd door deze niet met de hand te blusschen, maar ook door ze onder te dompelen, dus plotseling af te schrikken.

Cokes wordt ook des te harder naarmate ze nog eenigen tijd na haar vorming verhit wordt.

Cokes zal des te vaster worden hoe hooger de temperatuur van distillatie is.

Hoe enger of de oven is, waarin de cokes verhit wordt, des te meer is de kool aan gloeihitte onderhevig. Het is ook bekend, dat cokes uit groote ovensystemen belangrijk aan drukvastheid verliest.

Hoe langer de duur der distillatie, hoe hardere cokes verkregen zal worden.

In Westfalen rekent men voor 48-urige charge de drukvastheid van de cokes op 80 tot 120 voor 72-urige charge de drukvastheid op 140 K.G./c.M^.

De drukvastheid kan men bepalen door middel van cokeskubussen, die onder een pers worden gelegd. Dit toestal is te verkrijgen bij H. Flottmann & Co. in Herne en is afgebeeld in „Het Gas” 1924 pagina 43.

Poreusheid,

Deze hangt af: van de wijze, waarop de poriën gevormd zijn. Zijn er weinig poriën, dan noemt men de cokes dicht, terwijl men de cokes poreus noemt indien er zeer veel, maar kleine poriën zijn. Van invloed op de poreusheid is de korrelgrootte van de kool, welke verwerkt wordt. Hoe fijner en gelijkmatiger de korrel van de kool, hoe poreuzer de cokes zal worden.

Hoe meer vluchtige bestanddeelen de kool