noodig, dat de leider van de chemische controle steeds op de hoogte is, waarvan de geproduceerde cokes afkomstig is.

Indien door laboratoriumproeven blijkt, dat de genoemde cokes niet voldoet aan de eischen, welke men aan een harde cokes mag stellen, dan moet onmiddellijk ingegrepen kunnen worden om de kwaliteit van de cokes te verbeteren.

Het aangeven, welke kool of welke mengsel van kolen voor verwerking in aanmerking komt, berust dus ook bij de chem,ische leiding.

Het is daarom allereerst noodzakelijk, de verschillende soorten kolen apart op te slaan. Zoo mogelijk van een kool, waarvan de resul- : taten in het bedrijf nog niet bekend zijn, een ' proeflading te nemen, teneinde cokes- en gaskwaliteit vast te stellen. Voldoet de kwaliteit van de kool van een dergelijke proeflading, dan kan hiervan een grootere hoeveelheid worden verwerkt. Steeds zal het dan toch echter noodig zijn af en toe monster te steken om de kwaliteit van de verkregen cokes vast te stellen.

Kolenanalyse en cokesanalyse gaan hand

aan hand en daarom is beider onderzoek gewenscht.

Om het regelmatig cokesonderzoek, systematisch te kunnen doorvoeren, is het beslist noodig ook de cokesproductie van een bepaalde partij kolen te scheiden van die van een andere partij. Indien een bedrijf eenige bepaalde kolensoorten verwerkt, kan daartegen toch ook geen bezwaar bestaan.

Uit het bovenstaande moge blijken, dat productie en beoordeeling van kwaliteit samengaan en het resultaat van beide zal dan ook alleen goed kunnen zijn, indien degene, welke met de beoordeeling van de kwaliteit in al haar finesses is belast, ook belast is met de cokes- en gasproductie of in elk geval hierin een leidende functie bekleedt.

Zooals reeds in ’t begin is besproken zullen de gasfabrieken zich hoe langer hoe meer moeten gaan toeleggen op een cokes, welke zoodanige eigenschappen bezit, dat zij op de markt met gietcokes kan concureeren, omdat voor industrieele doeleinden en groote verwarmingsinstallaties naar deze cokes de grootste vraag is.

Een beveiliging voor den registreerenden calorimeter volgens Prof. Junkers

door Ir. C. ]. OOSTERHOLT.

De registreerende calorimeter systeem Junkers is onvoldoende beveiligd, zoowel indien de watertoevoer tijdelijk wordt onderbroken, als wanneer de druk van het gas een oogenblik te laag mocht worden.

Indien de aanvoer van het water wordt onderbroken zal de gasmeter zoo langzaam gaan loopen dat de brander inslaat of uitdooft; op zich zelf is dit niet zoo heel erg, maar kan gevaarlijk worden, wanneer de watertoevoer na eenigen tijd wederom normaal zou worden. De brander zal dan met ingeslagen vlam doorbranden, en daardoor beschadigen, of wel het gas zal onverbrand in het locaal stroomen. Door den fabriekant van den calorimeter werd tot voor kort een signaalinrichting in den handel gebracht, welke waarschuwt, zoodra de watertoevoer abnormaal laag wordt; als voornaamste bezwaar tegen deze oplossing mag wel worden beschouwd, dat een electrische signaal-in richting niet betrouwbaar is, wanneer ze misschien maanden achtereen geen dienst heeft gedaan. Sedert korten tijd brengt de fabriek een vlotterinrichting in den handel, welke automatisch een gaskraan sluit, zoodra de waterspiegel, tengevolge van onvoldoenden watertoevoer, beneden een bepaalden stand daalt. Hoewel dit instrument zeker een ver-

betering beteekent, heeft het m.i. het bezwaar, dat de overbrenging van den vlotter geschiedt door middel van een pal welke pm een asje draait; door den zeer langen tijd, dat de inrichting mogelijk werkeloos blijft, bestaat het gevaar dat ze niet zal werken, of dat de gaskraan vast is gaan zitten; voor dergelijke inrichtingen dienen bewegende deelen, welke vast kunnen gaan zitten, vermeden te worden.

De bedoelde oplossing heeft bovendien het bezwaar, dat ze alleen beveiligt, indien de watertoevoer wordt onderbroken. Een even groot gevaar voor den calorimeter ontstaat er evenwel, indien de gasdruk abnormaal laag wordt; ook dan kan de brander inslaan of uitgaan; wordt daarna de gastoevoer wederom normaal dan stroomt het gas onverbrand in het locaal, of wel de brander brandt met ingeslagen vlam verder.

Een afdoende beveiliging van den calorimeter is dus alleen te verkrijgen, wanneer de inrichting den gastoevoer verbreekt, zoowel bij te weinig water, als bij te lagen gasdruk. Bovendien moeten zooals gezegd, bewegende deelen welke kunnen gaan vastzitten, vermeden worden. Dit laatste is waarschijnlijk het beste te bereiken, door den gastoevoer door vloeistofverzegeling te doen verbreken. In „Het Gas” van 1 Nov. j.l. geeft de Heer