Tromp een methode aan, waarbij vloeistofverzegeling is toegepast, en waarbij zoowel bij te lagen gasdruk als bij te geringen watertoevoer, de verlangde beveiliging wordt verkregen.

Aan de gasfabriek te Eindhoven is sedert eenigen tijd een inrichting in gebruik, die op andere wijze hetzelfde bereikt.

Het voornaamste onderdeel van deze inrichting is een bijzonder soort vlotter, die drijvend gehouden wordt, deels door den opwaartschen druk van het water, deels door den druk van het gas. Wanneer of de waterspiegel daalt (tengevolge van onvoldoenden watertoevoer) dan wel de gasdruk vermindert, deze drijver dalen en daarbij door waterverzegeling den gastoevoer verbreken; natuurlijk mag het terugkeeren van den normalen watertoevoer, of van den normalen gasdruk niet ten gevolge hebben, dat de gasafsluiting weer geopend wordt.

In fig. 1 is deze drijver voorgesteld, (evenwel zonder gasafsluiting). Het is als het ware een gasklok met hoogen omgeslagen rand.

Wij hebben voor de verhouding van den inwendigen diameter tot den uitwendigen gekozen 1 : |2. Dit beteekent, dat iedere c.M. gasdruk verhooging of verlaging den drijver 1 c.M. zal doen rijzen, resp. dalen; het instellen op een bepaalde minimumgasdruk is daardoor al zeer eenvoudig. Willen we bijvoorbeeld, dat de drijver zal zinken bij 20 m.M. gasdruk, dan wordt deze (door metalen ringen, onder in den omgeslagen rand aan te brengen) zooveel verzwaard, dat de rand 20 m.M. minder boven het water uitsteekt als de gasdruk op zeker oogenblik be-

draagt, bij een gasdruk van 45 m.M. bijvoorbeeld, moet de rand dan 25 m.M. uitsteken. Wordt de gasdruk minder, dan stroomtjhet water over den rand; de drijver zinkt, en kan door het gewicht aan opgenomen water, niet meer uit zich zelf rijzen.

2.

Daalt door den verminderden watertoevoer, de waterspiegel, dan daalt gelijktijdig met dezen, den daarop drijvenden vlotter; wanneer de waterspiegel beneden een zekere hoogte gedaald is, zal de gastoevoer worden verbroken; de bovenkant van den rand zal dan evenwel gekomen zijn, onder het toevoerbuisje van het water; mocht dus de watertoevoer wederom normaal worden, dan zal het water niet naast den drijver worden ingevoerd, maar boven in den rand stroomen; ook nu zal de drijver dus niet meer kunnen opkomen.

Fig. 2 geeft de uitvoering van dit beginsel . weer, ongeveer zooals het te Eindhoven is toegepast. De ingeschreven maten zijn niet

g‘?